Als we kijken naar de expressie van eiwitten in een cel kunnen we het beste kijken naar:
A
matrijsstreng DNA
B
coderende streng DNA
C
mRNA
D
miRNA
1 / 10
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6
This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Als we kijken naar de expressie van eiwitten in een cel kunnen we het beste kijken naar:
A
matrijsstreng DNA
B
coderende streng DNA
C
mRNA
D
miRNA
Slide 1 - Quiz
Wat tonen we aan met een DNA-microarray?
A
Het genoom
B
Het epigenoom
C
beide
D
geen van beide
Slide 2 - Quiz
het cDNA dat wordt gevormd door reverse transcriptase is gelijk aan:
A
matrijsstreng DNA
B
coderende streng DNA
C
mRNA
D
miRNA
Slide 3 - Quiz
De coderende streng DNA is bij een microarray aangebracht in de spots. Welke moleculen kunnen binden?
A
mRNA
B
cDNA
C
mRNA + cDNA
D
Geen van beide
Slide 4 - Quiz
Bij een microarray wordt onderzocht hoe het eiwitprofiel van een Alzheimerpatiënt (RFP) afwijkt van dat van een gezond persoon (GFP). Goede kandidaat-eiwitten voor RNAi zouden kunnen zijn?
A
groen opgelichte spots
B
rood opgelichte spots
C
geel opgelichte spots
D
zwarte spots
Slide 5 - Quiz
Als we gebruik maken van RNAi om eiwitexpressie te onderdrukken; bij welke stap wordt de genexpressie dan geremd? Het gen wordt geremd...
A
voor de transcriptie
B
Na de transcriptie, voor de translatie
C
na de transcriptie en de translatie
Slide 6 - Quiz
Stel dat de RNAi succesvol was, hoe zie je dat dan terug in de microarray?
A
groene spots worden zwarte spots
B
rode spots worden zwarte spots
C
gele spots worden zwarte spots
D
zwarte spots worden rode spots
Slide 7 - Quiz
Welke methode is geschikt voor .... Genexpressie meten van een specifiek gen in een cel
A
DNA-microarray
B
Eiwit-gelelektroforese
C
RT-PCR van mRNA
D
Massaspectrometrie
Slide 8 - Quiz
Welke methode is geschikt voor .... introns en exons identificeren
A
DNA-microarray
B
Eiwit-gelelektroforese
C
RT-PCR van mRNA
D
massaspectrometrie
Slide 9 - Quiz
Welke methode is geschikt voor .... Afwijkend epigenoom in kaart brengen