2VM spelling hoofdstuk 4

2VM
Spelling hoofdstuk 4
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2VM
Spelling hoofdstuk 4

Slide 1 - Slide

Werkwoordsvormen
infinitief: het hele werkwoord (maar niet de persoonsvorm)
  • Ik ga naar werk fietsen

persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
  • Hij loopt buiten / Hij liep buiten

voltooid deelwoord (vd)
  • Ik heb een nieuwe tas gekocht.

Slide 2 - Slide

Maak een zin waarin je het volgende werkwoord gebruikt als persoonsvorm
bestellen - derde persoon enkelvoud

Slide 3 - Open question

Maak een zin waarin je het volgende werkwoord gebruikt als infinitief
wachten

Slide 4 - Open question

Maak een zin waarin je het volgende werkwoord gebruikt als persoonsvorm (VT)
grijnzen - eerste persoon enkelvoud

Slide 5 - Open question

Maak een zin waarin je het volgende werkwoord gebruikt als voltooid deelwoord
verbeteren

Slide 6 - Open question

Tussenletters in samenstellingen
Om een samenstelling te vormen, moet je soms letters tussen de woorddelen toevoegen.

Schrijf -(e)n: als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op -n of -en heeft.
  • vissenkom
  • duiventil
  • getuigenbank







Slide 7 - Slide

Tussenletters in samenstellingen
Schrijf geen -n: als het eerste deel van de samenstelling geen meervoud heeft.
  • tarwemeel
  • ereburger
Schrijf geen -n: als het eerste deel van de samenstelling alleen een meervoud op -s heeft.
  • collegezaal
  • etalagepop

Slide 8 - Slide

Tussenletters in samenstellingen
Schrijf geen -n: als het eerste deel van de samenstelling een meervoud op -n of -s heeft.
  • groentesoep
  • opnamedag
Schrijf geen -n: als het eerste deel van de samenstelling een werkwoord of versterkend woord is.
  • knorrepot
  • beresterk

Slide 9 - Slide

Tussenletters in samenstellingen
Schrijf geen -n: als het eerste deel van de samenstelling een uniek persoon of zaak is
  • zonnescherm
  • maneschijn
Schrijf geen -n: als het woord niet meer herkenbaar is als samenstelling. Soms lijkt een woord een samenstelling, maar is dat nooit geweest.
  • bullebak
  • spillebeen

Slide 10 - Slide

Tussenletters in samenstellingen
Schrijf een -s: als je die klank hoort.
  • dorpskern
  • reddingsboot

Schrijf een -s: als het tweede woorddeel begint met een sis-klank.
  • dorpsstraat --> dorpswinkel
  • reddingsschip --> reddingsboei


Slide 11 - Slide

Maak samenstellingen van de volgende woorden.

spinnen + wiel

Slide 12 - Open question

Maak samenstellingen van de volgende woorden.

gans + pas

Slide 13 - Open question

Maak samenstellingen van de volgende woorden.

boek + kast

Slide 14 - Open question

Maak samenstellingen van de volgende woorden.

gedachte + gang

Slide 15 - Open question

Maak samenstellingen van de volgende woorden.

beer + sterk

Slide 16 - Open question

Maak samenstellingen van de volgende woorden.

aap + trots

Slide 17 - Open question

Maak samenstellingen van de volgende woorden.

huis + jacht

Slide 18 - Open question

Maak samenstellingen van de volgende woorden.

zon + stelsel

Slide 19 - Open question

Maak samenstellingen van de volgende woorden.

station + straat

Slide 20 - Open question

Samentrekking
Als een deel van een samenstelling twee keer voorkomt, kun je het één keer weglaten. Je gebruikt dan een weglatingsstreepje.
  • zomer- en herfstvakantie
  • ochtend- en middagdienst
  • vruchtencake en -taart

Als je een heel woord weglaat, heb je geen weglatingsstreepje nodig:
  • jonge en oude kaas
  • Eerste en Tweede kamer
 

Slide 21 - Slide

Gebruik het weglatingsstreepje.
geurloos en kleurloos

Slide 22 - Open question

Gebruik het weglatingsstreepje.
huisverkoop en huisverhuur

Slide 23 - Open question

Gebruik waar mogelijk een weglatingsstreepje.
hoestsiroop en hoesttabletjes

Slide 24 - Open question

Gebruik waar mogelijk een weglatingsstreepje.
import en export

Slide 25 - Open question

Apostrof
1. Bij het meervoud van zelfstandig naamwoorden op-a, -i, -o, -u of -y (met een medeklinker voor de -y).
  • pizza's -  camera's
  • ski's - kiwi's 
  • auto's - expo's
  • paraplu's - accu's
  • lolly's - buggy's

Slide 26 - Slide