verwijswoorden

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

  • Die/dat/deze = aanwijzend voornaamwoorden
  • Er/daar
  • Ik/jij/jij/ zij enz. = persoonlijke voornaamwoorden
  • Mijn/jouw/haar enz. = bezittelijke voornaamwoorden
  • Verwijswoorden wijzen naar 1 woord/ een aantal     woorden of soms een hele zin.
  • Vraag: wie?wat? waar? welke?
Verwijswoorden

Slide 2 - Slide


Gisteren viel mijn sneeuwpop om. Ik moest DAAR erg om huilen. Verwijst naar? 
A
daar
B
mijn sneeuwpop viel om
C
gisteren

Slide 3 - Quiz


De duikers zwommen naar de gezonken bootjes. Ze wisten niet of DAAR nog iemand in zat. Verwijst naar?
A
de duikers
B
nog iemand
C
de gezonken bootjes

Slide 4 - Quiz


Ik zit de hele tijd achter mijn bureau. DAAR ben ik wel klaar mee. Verwijst naar?
A
de hele tijd
B
achter mijn bureau zitten
C
zitten

Slide 5 - Quiz


HET is voor ons geen doen om de lessen thuis te volgen.
A
de lessen thuis volgen
B
voor ons
C
geen doen

Slide 6 - Quiz

539 629

Slide 7 - Slide

Je leert vandaag?
  • Tekstdoelen- wat zijn het?
  • Wat wordt bedoeld met leespubliek?
  • Instructie en tekstdoel.
  • Tekstverband- uitleg en voorbeeld.

Slide 8 - Slide

Tekstdoel?

Slide 9 - Slide

Tekstdoel?

Slide 10 - Slide

Tekstdoel?
Tekstdoel van het sprookje Roodkapje?

Slide 11 - Slide

Tekstdoelen
Wat wil een schrijver bereiken als hij een tekst schrijft?
  • Informeren =  uitleggen door middel van feiten
  • Amuseren  =  iemand voor zijn plezier laten lezen
  • Overtuigen =  de schrijver geeft zijn mening
  • Activeren    =  de schrijver wil dat de lezer iets gaat                                    doen

Slide 12 - Slide

Leespubliek
  • Voor wie is de tekst geschreven?
  • Bijvoorbeeld:
  • kleuters/ jongeren/ ouderen
  • Let op:
  • woordgebruik/aansprekingen en onderwerp
  • u of jij
  • lange of korte zinnen
  • veel plaatjes of niet

Slide 13 - Slide

Zelf aan de slag
             Lees de tekst nauwkeurig. Maak de opdrachten

Slide 14 - Slide