Les 3 van de planner (M2)

Lessonup.app
1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lessonup.app

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- Ik weet hoe goed ik vocabulaire A onder de knie heb.

- Ik weet hoe de passé composé werkt.

Slide 2 - Slide

Huiswerkcontrole
Opdracht 8, 9 en 10

Slide 3 - Slide

1. Wat is de vertaling van:
Vraiment
timer
0:20

Slide 4 - Open question

2. Wat is de vertaling van:
Rigoler
timer
0:20

Slide 5 - Open question

3. Wat is de vertaling van:
Le concours
timer
0:20

Slide 6 - Open question

4. Wat is de vertaling van:
J'ai été
timer
0:20

Slide 7 - Open question

5. Wat is de vertaling van:
J'ai été
timer
0:20

Slide 8 - Open question

6. Wat is de vertaling van:
Le jour
timer
0:20

Slide 9 - Open question

7. Wat is de vertaling van:
Tomber
timer
0:20

Slide 10 - Open question

8. Wat is de vertaling van:
Sûr
timer
0:20

Slide 11 - Open question

9. Wat is de vertaling van:
Oui, je suis parti(e) en vacances.
timer
0:30

Slide 12 - Open question

10. Wat is de vertaling van:
Vous avez été à l'hôtel?
timer
0:30

Slide 13 - Open question

Le passé composé
De passé composé gebruik je om te zeggen dat iets gebeurd is. 
Het bestaat uit 2 onderdelen:

Een vorm van het werkwoord hebben of zijn       +        een voltooid deelwoord

Avoir + voltooid deelwoord
Être + voltooid deelwoord

Slide 14 - Slide

Le passé composé (avoir)
ai
as
a
a
avons
avez
ont
ont
j'
tu
il
elle
nous
vous
ils
elles
PARLÉ
DANSÉ
DONNÉ

ik heb gepraat
Jij hebt gedanst
Hij heeft gegeven

Slide 15 - Slide

Le passé composé (avoir)
suis
es
est
est
sommes
êtes
sont
sont
je
tu
il
elle
nous
vous
ils
elles
ARRIVÉ(E)
ARRIVÉ(E)
ARRIVÉ
ARRIVÉE
ARRIVÉ(E)S
ARRIVÉ(E)(S)
ARRIVÉS
ARRIVÉES
Ik ben gearriveerd
Jij bent gearriveerd
Hij is gearriveerd
Zij is gearriveerd
Wij zijn gearriveerd
Jullie zijn gearriveerd
Zij zijn gearriveerd
Zij zijn gearriveerd

Slide 16 - Slide

Welk verschil heb je gezien bij het voltooid deelwoord?
timer
0:30

Slide 17 - Open question

Le passé composé
Als je être gebruikt, komt er soms een extra E of S achter het voltooid deelwoord. Dit hangt af van het onderwerp.

Mannelijk enkelvoud = ___
Vrouwelijk enkelvoud = E
Mannelijk meervoud = S
Vrouwelijk meervoud = ES
Alleen bij être!

Slide 18 - Slide

Le passé composé
Wanneer gebruik je avoir en wanneer gebruik je être?

Als je in het Nederlands het hulpwerkwoord hebben gebruikt, gebruik je in het Frans avoir. 
Als je in het Nederlands het hulpwerkwoord zijn gebruikt, gebruik in het Frans meestal être. Er zijn uitzonderingen: 
- Ik ben geweest (J'ai été)
- Ik ben vergeten (J'ai oublié)


Slide 19 - Slide

Les devoirs
Je gaat aan de slag met de passé composé in opdracht 13 en 14.

Leerwerk:
- vocabulaire A en B
- de passé composé 

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide