4.4 Schrijven en Formuleren

Nederlands

1 / 54
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Nederlands

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

4.4 Schrijven en Formuleren

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Programma:
  • Lezen
  • Quiz slogans/ reclames
  • Uitleg
  • Zelfstandig werken
Doelen van deze week:

Aan het einde van de week kun je uitleggen waar je op moet letten bij het opstellen van een advertentie.

Aan het einde van de week kun je vertellen hoe je in een advertentie rekening kunt houden met je leespubliek.

Aan het einde van de week kun je vertellen hoe je een slagzin maakt


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Quiz: Merknamen
logo's.
Guess??
Welk merk wordt hier uitgebeeld?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions


LessonUp kan dit logo niet gebruiken,
want deze lijkt te veel op het logo van . . .

Slide 5 - Open question

This item has no instructions


LessonUp kan dit logo niet gebruiken,
want deze lijkt te veel op het logo van . . .

Slide 6 - Open question

This item has no instructions


LessonUp kan dit logo niet gebruiken,
want deze lijkt te veel op het logo van . . .

Slide 7 - Open question

This item has no instructions


LessonUp kan dit logo niet gebruiken,
want deze lijkt te veel op het logo van . . .

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Quiz: Merknamen
slogans.
Guess??
Van welk merk is deze slogan?

Slide 9 - Slide

This item has no instructions


Just do it
A
Adidas
B
Puma
C
Nike
D
Converse

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions


Omdat jij het waard bent
A
L'Oréal
B
Maybelline
C
Garnier
D
Vichy

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions


Er gaat niets boven . . . . . 
A
Utrecht
B
de Euromast
C
de Zalmhaven
D
Groningen

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions


Wij van . . . . .,
adviseren . . . . .
A
WC-eend
B
Kips
C
Dunder Mifflin
D
Groningen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Een advertentie
Met een advertentie wil je opvallen. Je wilt mensen iets laten doen. Dat noem je activeren.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Hoe valt een advertentie op?

1. Tekst:
Schrijf kort en duidelijk.
Bedenk een goede slagzin.

2. Beeld:
Gebruik een plaatje dat opvalt en dat past bij het leespubliek.

3. Vormgeving:
- Gebruik opvallende kleuren.
- Gebruik een opvallend lettertype en verschillende lettergroottes.
- Geef tekst en beeld allebei de helft van de ruimte.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Beeld en opmaak
Een schrijver kan zijn tekst laten opvallen. Hij gebruikt daarvoor beeld en opmaak.

Dat is de manier waarop een tekst is vormgegeven.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Hoe kan de schrijver een tekst laten opvallen? 
  1.  Door de verdeling van de tekst over de bladzijde of het beeldscherm;
  2.  Door de soort letter en de grootte van die letter;
  3.  Door het gebruik van kleuren;
  4.  Door de plaatjes bij de tekst.

    Een ander woord voor beeld en opmaak samen is: lay-out.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Het leespubliek

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Het leespubliek
Een schrijver schrijft zijn tekst niet voor iedereen, maar voor een bepaalde groep lezers.

De groep lezers voor wie een tekst is geschreven, noem je het leespubliek.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Het tijdschrift Tina
Het tijdschrift Voetbal International

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Leespubliek herkennen

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Hoe valt een advertentie op?

1. Tekst:
Schrijf kort en duidelijk.
Bedenk een goede slagzin.

2. Beeld:
Gebruik een plaatje dat opvalt en dat past bij het leespubliek.

3. Vormgeving:
- Gebruik opvallende kleuren.
- Gebruik een opvallend lettertype en verschillende lettergroottes.
- Geef tekst en beeld allebei de helft van de ruimte.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Let op je leespubliek!
• Let op welke woorden je gebruikt:
Voor kinderen of jongeren gebruik je andere woorden, dan voor
volwassenen.

• Gebruik formeel of informeel taalgebruik.
Ouderen spreek je aan met u, jongeren met je.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slagzinnen in advertenties
Een slagzin of een slogan is een zin met een korte, duidelijke boodschap.

Soms weet je door de slagzin al meteen om welk product het gaat.


Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Zelf aan de slag!

  • Basis: 1 t/m 4 Blz. 32
  • Kader: 1 t/m 6 Blz. 36
  • Klaar? Lezen!
     
           

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Nederlands
Deel 2

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

4.4 Schrijven en Formuleren

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Programma:
  • Lezen
  • Uitleg
  • Zelfstandig werken
Doelen van deze week:

Aan het einde van de week kun je uitleggen waar je op moet letten bij het opstellen van een advertentie.

Aan het einde van de week kun je vertellen hoe je in een advertentie rekening kunt houden met je leespubliek.

Aan het einde van de week kun je vertellen hoe je een slagzin maakt


Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Met een advertentie wil je opvallen. 
Je wilt mensen iets laten doen. 
Je wilt bijvoorbeeld dat ze jouw product kopen. Of je wilt mensen oproepen mee te doen aan een evenement.​

Tekstdoel = activeren
Tekstdoel

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Activeren doe je met:

• Tekst:​

- Schrijf kort en duidelijk.​
- Bedenk een goede slagzin.​

• Beeld:​
- Gebruik een plaatje dat opvalt en dat past bij het leespubliek.​

 Vormgeving:​
- Gebruik opvallende kleuren.​
- Gebruik een opvallend lettertype en verschillende lettergroottes.​
- Geef tekst en beeld allebei de helft van de ruimte.​

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Taalgebruik

Het leespubliek/doelgroep = de groep mensen voor wie je (de advertentie) schrijft​
Je let dan bijvoorbeeld op:​
• De woordkeuze: voor kinderen of jongeren gebruik je andere woorden dan voor volwassenen;​
• Formeel of informeel taalgebruik. Spreek je de lezer aan met u of jij?​

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Slide 37 - Video

This item has no instructions

Slagzinnen in advertenties
  • woorden die rijmen:
    Helemaal Bob. Nul op!
  • woorden die met dezelfde letter beginnen:
    Geef je business een boost.
  • beeldspraak:
    Geef dieren een stem.
  • dubbele betekenis:
    Er gaat niets boven Groningen

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Slide 39 - Video

This item has no instructions

Slagzin en slogans

Een slagzin moet opvallen, zodat mensen jouw advertentie onthouden.​
Dat kan op allerlei manieren:​
• Woorden die rijmen: Helemaal Bob. Nul op!​
• Woorden die met dezelfde letter beginnen: Geef je business een boost.​
• Beeldspraak: Geef dieren een stem. (Dierenbescherming)​ 
Dubbele betekenis: Er gaat niets boven Groningen.​

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Gluren bij de buren
  1. Klaar met je advertentie? Wissel deze uit met die van een klasgenoot.
  2. Bekijk de feedback op jouw advertentie en verbeter de advertentie.  

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Zelf aan de slag! 4.4
  • Basis: 1 t/m 7 Blz. 32
  • Kader: 1 t/m 9 Blz. 39
  • Klaar? Lezen!
  • NEEM VOOR DE VOLGENDE LES JE ZELFGEMAAKTE ADVERTENTIE MEE!
     
           

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Slide 43 - Video

This item has no instructions

Zelf aan de slag!
  • Basis: 5 t/m 9 Blz. 32
  • Kader: 7 t/m 12 Blz. 36
  • Klaar? Lezen!
  • NEEM VOOR DE VOLGENDE LES JE ZELFGEMAAKTE ADVERTENTIE MEE!
     
           

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Nederlands
Deel 3

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

4.4 Schrijven en Formuleren

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Programma:
  • Lezen
  • Bekijken van de advertenties
  • Zelfstandig werken
  • Nakijken
Doelen van deze week:

Aan het einde van de week kun je uitleggen waar je op moet letten bij het opstellen van een advertentie.

Aan het einde van de week kun je vertellen hoe je in een advertentie rekening kunt houden met je leespubliek.

Aan het einde van de week kun je vertellen hoe je een slagzin maakt


Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Advertentie
  • Bedoeld om het publiek te verleiden tot een aankoop of actie.
  • Heeft vaak maar weinig tekst. Beeld speelt een belangrijke rol.
  • Bevat vaak een pakkende zin die de aandacht trekt.

Slide 48 - Slide

Naast geschreven advertenties heb je  ook advertenties op de radio en in de vorm van een filmpje.
Advertentie

Advertenties hebben altijd een duidelijk doel:

  • iemand overhalen iets te kopen;
  • iemand overhalen om deel te nemen aan een actie;
  • iets bijzonders aan te kondigen (denk maar aan een rouwadvertentie).

Iemand overhalen om iets te kopen komt het meest voor.

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Slagzinnen in advertenties
  • woorden die rijmen:
    Helemaal Bob. Nul op!
  • woorden die met dezelfde letter beginnen:
    Geef je business een boost.
  • beeldspraak:
    Geef dieren een stem.
  • dubbele betekenis:
    Er gaat niets boven Groningen

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Beeld en opmaak
Mooie rustige poster. Duidelijk de kleur van het merk komt duidelijk terug en ook het logo is goed in beeld. Feel good, lekker na de inspanning van het fietsen een colaatje drinken. Flesje is duidelijk in beeld en de man is iemand waarmee anderen zich graag identificeren (ziet er goed en fit uit).

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

Beeld en opmaak

slagzin of slogan
Deze advertentie gaat over handdoeken.
3 + 1 gratis.
Slagzin of slogan: "Stapel op stapelen'.
Het beeld past bij de tekst. De vrouw rent naar de winkel, want ze wil stapels handdoeken kopen. 

Slide 52 - Slide

This item has no instructions

Slide 53 - Video

This item has no instructions

Zelf aan de slag!
Basis: 1 t/m 14 Blz. 32
Kader: 1 t/m 18 Blz. 39
Klaar? Lezen!

Slide 54 - Slide

This item has no instructions