Opdracht 3 en 4 bladzijde 83
1 Ken jij Fatima’s broertje? Dat komt volgend jaar ook bij ons op school.
2 De zwemtraining van gisteren was vermoeiender dan die van vandaag.
3 We kunnen ons sportveld nu niet gebruiken, omdat dat te drassig is.
4 Tom heeft alle Harry Potter-films gezien, behalve deze ene.
5 Rens heeft zaterdag een rugzak gekocht en nu is die in de opruiming.
Opdracht 4
1 Er zijn te weinig kaarten verkocht voor de toneelvoorstelling, dus we stellen die / deze/ haar uit.
2 De loterij was een groot succes, omdat die/ deze/ zij /ze veel geld heeft opgebracht.
3 Jos heeft zijn theorie-examen gehaald, want dat / dit / het was niet moeilijk.
4 Lia luistert altijd naar muziek van een brassband uit Groningen, maar ze heeft die / deze / hem nog nooit live gehoord.
5 Onze buren lieten hun huis schilderen, terwijl zij / ze op vakantie waren.