Start la ropa y las tiendas

e2a
start thema 2: en la ciudad
1 / 31
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

e2a
start thema 2: en la ciudad

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

e2A - español
Lunes, 23 de noviembre de 2020


Slide 3 - Slide

e2a
  • herhaling: la ropa
  • corregir los deberes
  • explicar: aanwijzend voornaamwoord
  • ¡a trabajar!

Slide 4 - Slide

los calcetines
la gorra
la falda
el vestido
la camisa
las zapatillas
los vaqueros
el pantalón 
la camiseta
la cazadora
el jersey

Slide 5 - Drag question

Wat is een aanwijzend voornaamwoord?
Een woord waarmee je iets aanwijst. In het Nederlands deze/dit of die/dat.

Slide 6 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord in het Spaans. 
aquí (hier)
ahí (daar, bij jou)
allí (daar, verderop)
afstand 
tot 
spreker
enkelvoud
meervoud
MNL.
VR.
VR.
MNL.
este
ese
aquel
esta
esa
aquella
estos
esos
aquellos
estas
esas
aquellas

Slide 7 - Slide

por ejemplo
1. Esta falda es muy bonita. = Dit rokje is erg mooi.
2. Esa falda es muy bonita. =Dat rokje is erg mooi.
3. Aquella falda = Dat rokje is erg mooi.

Slide 8 - Slide

ejercicios de audición (aanwijzend vnw)
gente joven TB p. 71

Luister naar de fragmenten 
en bepaal welk plaatje 
bij welk gesprekje hoort
1
2
3
4
5

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

SER en ESTAR
Betekenen allebei "zijn" in het Nederlands

Slide 11 - Slide

Verschillen tussen SER en ESTAR

SER -> permanente eigenschappen
ESTAR -> tijdelijke toestand

Slide 12 - Slide

El uso de ser y estar

Wanneer gebruik je ser?

En Wanneer gebruik je estar?
Ser
- naam
- nationaliteit
- beroep
- vaste eigenschappen
Estar
- zich bevinden (het ligt.. het staat..)
- om veranderlijke situaties weer te geven

Slide 13 - Slide

ser y estar
  1. ¿Dónde _____________________tú?
  2. El estuche _____________________ en la mesa.
  3. Él ______________________mi amigo Pedro.
  4. Nosotros _____________________holandeses.
  5. Amsterdam ____________________ en Holanda.
  6. Mi madre ____________________ profesora.
  7. La puerta ________ abierto. 

Slide 14 - Slide

 AFSLUITING: Ser of estar?
Ser gebruiken we voor eigenschappen die niet veranderen. 

Estar gebruiken we voor plaatsbepalingen en voor 
eigenschappen die wél veranderen.

Slide 15 - Slide

Los adjetivos
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Slide 16 - Slide

Los adjetivos 
Wat je moet weten:
  • Bijvoeglijke naamwoorden staan in het Spaans bijna altijd achter het zelfstandig naamwoord.
  • Bijvoeglijke naamwoorden richten zich naar het zelfstandig naamwoord waar ze bij staan (mannelijk/vrouwelijk/enkelvoud/meervoud)

Slide 17 - Slide

1. Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een -o
bijvoorbeeld: bonito (mooi), divertido (leuk), pequeño (klein)

Bij de bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een -o verandert de -o in een -a als het bijvoeglijk naamwoord bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord staat. 
vb: el libro bonito (het mooie boek)
       la casa bonita (het mooie huis)

Slide 18 - Slide

2. Bijvoeglijke naamwooden die eindigen op een -e.
bijvoorbeeld: inteligente (intelligent), horrible (verschrikkelijk)

Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een -e veranderen niet wanneer ze bij een een vrouwelijk zelfstandig naamwoord staan
vb: el chico inteligente (de intelligente jongen)
       la chica inteligente (het intelligente meisje)

Slide 19 - Slide

3. Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een medeklinker.
bijvoorbeeld: genial (geniaal), azul (blauw)

Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een medeklinker veranderen niet wanneer ze bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord staan. 
vb:   el coche azul (de blauwe auto)
        la carpeta azul (de blauwe map)

Slide 20 - Slide

Meervoud van zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden.
  • Zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een klinker       krijgen in het meervoud een -s.
vb: el chico inteligente --> los chicos inteligentes
        la casa grande          --> las casas grandes
  • Zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een medeklinker krijgen in het meervoud -es.
vb: el profesor genial --> los profesores geniales
       la situación difícil --> las situaciones difíciles

VERGEET NIET HET LIDWOORD OOK IN HET MEERVOUD TE ZETTEN!!!

Slide 21 - Slide

el libro - bonito

Slide 22 - Open question

la profesora - genial

Slide 23 - Open question

la información - interesante

Slide 24 - Open question

zet in het meervoud:
la casa grande

Slide 25 - Open question

¿Qué palabras has aprendido hoy?

Slide 26 - Mind map

¿Qué llevas hoy?

Slide 27 - Open question

voorbereiding luisteropdracht
el regalo = het cadeau
el bolígrafo = de pen
la capeta = het mapje

Slide 28 - Slide

GJ ejercicio 2 - wb p 53
                           a. Tienen €10,- para cada regalo.                                                  V / F
                           b.  El videojuego cuesta €17,-.                                                         V / F
                           c. El regalo para SIlvia es un libro.                                                 V / F
                          d. El regalo es una carpeta y un bolígrafo para cada uno.  V / F
                          e. A las dos les gustan los zapatos.                                               V / F
                          f. Las dos se compran un helado de chocolate.                       V / F

v = verdadero (waar) en f = falso (niet waar)
a & b
c & d
e
f

Slide 29 - Slide

Klik hier en lees de tekst. Sleep daarna de foute zinnen naar de prullenbak.
Hola Maria:

¿Qué tal? Yo estoy muy bien.

Te escribo porque tengo una casa nueva, grande y muy bonita. Mi casa está en Helmond. Es muy grande y tiene cuatro dormitorios, una cocina blanca y pequeña, dos cuartos de baño, uno azul y uno verde.

Para mí escribir es muy aburrido, yo prefiero hablar por Whatsapp. Mi número de teléfono es: cero- seis- veinte- quince- diecisiete- treinta.

Un saludo,

Sara
Sara's huis is nieuw, groot en mooi.
Sara's huis heeft 3 slaapkamers.
Er zijn 2 badkamers, 1 blauwe en 1 groene.
De keuken is wit en groot.
Sara vindt schrijven leuk.
Sara praat liever via Whatsapp.

Slide 30 - Drag question

regelmatig werkwoord (niet wederkerend)
wederkerend werkwoord
werkwoord met onregelmatige ik vorm (-oy, -zco, -go)
condozco una moto (conducir = besturen)
duermo la siesta 
me levanto (levantarse)
me acuesto (acostarse = gaan slapen)
como (comer)
desayuno (desayunar)
ceno (cenar)
almuerzo (almorzar)
voy al colegio (ir)
hago los deberes (hacer = maken/doen)
vuelvo a casa (volver)
me visto (vestirse = aankleden)
bebo agua (beber)
me lavo los dientes (lavarse)
leo en la cama (leer = lezen)
conozco a tu amigo (conocer = kennen)
salgo a bailar (salir = uitgaan)
miro la televisión (mirar)
soy yo (ser) = mezelf zijn
estoy bien (estar)
hablo con gente (hablar = praten)

Slide 31 - Drag question