Het Leven van Slaven & de Gouden Eeuw

Het Leven van Slaven 
&
De Gouden Eeuw
1 / 34
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Het Leven van Slaven 
&
De Gouden Eeuw

Slide 1 - Slide

SO!
Over begrippen, jaartallen en personen van hoofdstuk 5!

Op maandag 23 mei!

Slide 2 - Slide

Aan het einde van de les kunnen jullie...

  • ...  beschrijven wat er gebeurde met mensen die tot slaaf waren gemaakt.
  • ...  uitleggen wie er in de Republiek de meeste macht hadden.
  • ... de vier sociale lagen beschrijven in de Nederlandse steden in de 17e eeuw.

Slide 3 - Slide

Maar eerst: Wie weet nog...
  • Wat een gewest is?
  • Wat driehoekshandel ook alweer inhield?
  •  Om welke redenen gingen Europeanen handelen in slaven?

Slide 4 - Slide

  • Hoe werd je slaaf?
  • In Afrika gevangen tijdens oorlogen of door schulden
  • Ze werden daarna naar Europese forten gebracht aan de kust. 
  • Per schip van Afrika naar Amerika. 

  • 1 op de 8 mensen stierven aan boord.

Slide 5 - Slide

  • In Amerika.
  • Plantagehouders kochten slaven op de slavenmarkt.
  •  De slaven moesten werken op plantages.

  • Slaven verzetten zich soms:
  • het vernielen van oogst
  • hun eigen cultuur te behouden
  • weglopen of een opstand

Slide 6 - Slide

Opdracht 9 (82)
9: Wat gebeurde er met mensen die tot slaaf werden gemaakt? Zet de gebeurtenissen in de goede tijdsvolgorde, van vroeger naar later.
  • A
  • E
  • C
  • D
  • B

Slide 7 - Slide

Opdracht 10 (83)
10. In de tekst lees je hoe slaven zich verzetten tegen hun onderdrukking. Bedenk nog een manier waarop slaven zich konden verzetten.
 
  • Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: door opzettelijk langzaam werken of door de plantage-eigenaar aan te vallen.

Slide 8 - Slide

Opdracht 11 (83)
11A. Beschrijf de handel van de VOC en de WIC. Vul het schema in.
Overeenkomsten:
  • De VOC en WIC hadden allebei het alleenrecht op de handel met een bepaald gebied.
  • De VOC en WIC werden allebei door koopmannen opgericht.

De VOC:
  • 1602
  • Oost-Indië
  • Nootmuskaat, foelie, peper, kruidnagel
De WIC:
  • 1621
  • West-Afrika en Amerika
  • Suiker, tabak en slaven
Verschillen:
Opgericht in:
Handelen met:
Handelen in:

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Opdracht 11 (83)
11B. Leg uit waarom Europeanen op grote schaal in slaven handelden. Noem twee redenen.
  • Op de plantages in Amerika waren veel arbeiders nodig.
  • Met de slavenhandel maakten de Europeanen winst.


Slide 11 - Slide

Opdracht 11 (83)
11C.  Beschrijf wat er gebeurde met mensen die tot slaaf waren gemaakt. Vul het schema in.
In Afrika:
  • Je eigen antwoord, bijvoorbeeld: ze werden gevangengenomen en verkocht aan Europeanen.
Op zee:
  • Je eigen antwoord, bijvoorbeeld: ze werden onder slechte omstandigheden vervoerd.
Op de plantage:
  • Je eigen antwoord, bijvoorbeeld: ze moesten hard werden en ze werden mishandeld als ze dat niet deden.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Opdracht 1 (84)
1A: Maak de zin kloppend.
Dit huis is van arme / rijke mensen?

Slide 14 - Slide

Opdracht 1 (84)
1A: Maak de zin kloppend.
Dit huis is van arme / rijke mensen?
1B: Waaraan kun je dat zien?
De meubels:
  • Een grote, versierde kast en een stoel met een kussen. Dat zijn dure meubels.
De muren:
  • Er hangen twee schilderijen in een luxe lijst.
De kleding:
  • Moeder en dochter dragen dure kleren.

Slide 15 - Slide

Opdracht 1 (84)
1C: Dit huis lag aan een gracht in een grote stad. Hoe zie je dat op het schilderij?
  • Door de open voordeur zie je net zulke huizen aan de overkant. Vóór de huizen aan de overkant kun je nog net water zien

Slide 16 - Slide

Opdracht 2 (85)
2: Gebruik bron 1. De 17e eeuw heet ook wel de Gouden Eeuw. Wat denk je: waren er in de Gouden Eeuw veel of weinig mensen rijk?
  • Je eigen antwoord, bijvoorbeeld: er waren meer rijke mensen dan in de tijd daarvoor. Daarom heet de 17e eeuw ook de Gouden Eeuw. Of: weinig mensen waren rijk, want er was een kleine groep rijken. De meeste mensen hadden veel minder geld om van te leven.

Slide 17 - Slide

Het bestuur van de Republiek
  • Tijdens de Opstand: Nederlandse gewesten streden tegen de Spaanse koning
  • Hierdoor ontstond de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
  • Er was sprake van samenwerking tussen de zeven gewesten
  • Maar er was géén centraal bestuur

Slide 18 - Slide

Het bestuur van de Republiek
  • De macht lag bij een kleine groep rijke burgers, regenten genaamd
  • Zij verdeelden de belangrijke banen onder elkaar
  • Daardoor bleef alle macht bij die kleine groep mensen

Slide 19 - Slide

Het bestuur van de Republiek
  • Wat was ook alweer een stadhouder?
  • In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd dat wat anders:
  • Namelijk de opperbevelhebber van het leger en de vloot.

  • De familie van Oranje was belangrijk tijdens de opstand en daarna
  • De gewesten benoemde daarom alleen leden van deze familie tot stadhouder

Slide 20 - Slide

Opdracht 3 (86)
3A: Door wie werd de Republiek der Verenigde Nederlanden bestuurd?
  • A. Door de regenten.
3B: Tot welke groep behoorden de regenten?
  • D. Tot de rijke burgers in de steden.
3C: Hoe werd je regent?
  • A. Doordat andere regenten je benoemden.

Slide 21 - Slide

Opdracht 3 (86)
3D: In de Republiek was het bestuur in handen van een kleine groep rijke burgers. Past dat bij de manier waarop Nederland nu wordt bestuurd?
  • Dat past wel / niet bij onze manier van besturen, omdat 
  • nu in Nederland alle volwassen burgers bepalen wie het land bestuurt en niet een kleine groep rijken. Of: omdat Nederland nu een democratie is en niet een kleine groep rijke burgers de macht heeft.

Slide 22 - Slide

Opdracht 4+5 (86)
4C: Om welke reden was de stadhouder in de Republiek meestal een lid van de familie van
Oranje?
  • C: De Oranjes waren tijdens de Opstand belangrijk geweest.

5: Had de Republiek een centraal bestuur? Leg je antwoord uit.
  • De Republiek had in de 17e eeuw wel / geen centraal bestuur, want 
  • het land was geen eenheid. Elk gewest had zijn eigen bestuur en zijn eigen wetten, rechtspraak en belastingen.


Slide 23 - Slide

Arm en Rijk
  • De "Gouden Eeuw". Voor veel mensen was het helemaal niet zou goud.
  • De vier sociale lagen tijdens de 17e eeuw:
  • Rijke Kooplieden
  • Winkeliers en ambachtslieden
  • Arbeiders
  • De Armen

Slide 24 - Slide

De Rijke Kooplieden
  • De Rijke Kooplieden hadden geld en konden dit investeren:
  • in nieuw handelswaar
  • of in ondernemingen
  • Zaten vaak in het bestuur van hun steden en gewesten

Slide 25 - Slide

Winkeliers & Ambachtslieden
  • Zij konden profiteren van de rijkdom van de kooplieden.
  • Ze maakten namelijk producten die ze aan hen konden verkopen.

Slide 26 - Slide

Arbeiders
  • Arbeiders werkten voor een loon
  • Dat loon was vaak laag
  • Ze werkten bijvoorbeeld op schepen of in de havens
  • Of voor kooplieden, winkeliers en ambachtslieden

Slide 27 - Slide

Armen
  • De armen waren vaak mensen zonder een vaste baan, mensen die ziek waren of ouderen
  • Er werd vaak wel een beetje voor ze gezorgd
  • Ze kregen eten of kleding van de kerk en soms van rijken 

Slide 28 - Slide

Kunnen jullie...

  • ...  beschrijven wat er gebeurde met mensen die tot slaaf waren gemaakt?
  • ...  uitleggen wie er in de Republiek de meeste macht hadden?
  • ... de vier sociale lagen beschrijven in de Nederlandse steden in de 17e eeuw?

Slide 29 - Slide

Hoe werden mensen gemaakt tot slaaf?
A
Ze hadden een weddenschap verloren
B
Ze werden gevangengenomen tijdens oorlogen
C
Ze hadden erg hoge schulden
D
Ze weg omdat er te veel mensen waren in Afrika

Slide 30 - Quiz

Wat is NIET waar over de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden?
A
de Republiek had een centraal bestuur
B
de gewesten waren best wel zelfstandig
C
Werd uitgeroepen in 1588
D
Telde in totaal zeven gewesten

Slide 31 - Quiz

Waar kwamen de vertegenwoordigers van de gewesten bij elkaar om te vergaderen?
A
In Amsterdam
B
In Utrecht
C
In Breda
D
In Den Haag

Slide 32 - Quiz

Wat voor werk deden de arbeiders tijdens de Gouden Eeuw NIET?
A
Werken als matroos
B
Werken in de havens
C
Werken als smit
D
Werken in dienst van een winkelier

Slide 33 - Quiz

Huiswerk
  • Lezen paragraaf 2 en 3! 
  • Maken opdracht 6 en 7

  • Daar mogen jullie nu aan werken als er tijd over is!

Slide 34 - Slide