B&F, spelling, blok 6 week 1 les 1

• Spelling
• Basisschool
• Groep 6

Spelling: blok 6 week 1 les 1

Doel: leren schrijven van het kilowoord met -ieel en -iaal

Noem komma s meervoud woorden

Noem cola woorden

Noem verkleinwoorden met aatje

Noem 10 au-woorden van de au-plaat

We oefenen met het klankgroepenwoord

1. de plumeau

2. ijzeren

Welke tijd?
de man bond

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd

Welke tijd?
de man bindt

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd

Welke tijd?
de man heeft gebonden

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd

Welke tijd?
zij heeft geslagen

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd

Welke tijd?
zij sloeg

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd

Welke tijd?
zij slaat

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd

Werkwoorden

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd altijd stam + t, behalve bij ik en als jij erachter staat.

De stam is de ik-vorm: rennen, ik ren, dus ren is de stam.

Rennen:

Ik ren - hij rent - ren jij? (stam+t: ren + t = hij rent)

Binden:

Ik bind - hij bindt - bind jij? (stam+t: bind + t= hij bindt)

Tegenwoordige tijd. Vul het werkwoord in: bestrijden
ik ............. de man................. ...............jij?

Vul het werkwoord in: bestrijden
Tegenwoordige tijd: de man........................
Verleden tijd: de man.........................
Voltooide tijd: de man..........................

Vul het werkwoord in: vinden
Tegenwoordige tijd: de kat........................
Verleden tijd: de kat.........................
Voltooide tijd: de kat..........................

Instructie

Kilowoorden met -ieel of -iaal. 
Regel: kilowoord. Ik hoor de ie, maar schrijf de i. 

Woorden die eindigen op -ieel, zijn ook eel-woorden: Eel-woord ik schrijf ee.

1. de liniaal     2. officieel

Oefendictee

Stappenplan
1.  Luister naar het woord
2. Zeg het hardop na
3. Denk na, welke categorieën zitten erin?
4. Typ het woord in
5. Controleer het woord
--> ga daarna verder, door op het pijltje te klikken

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Wat is de persoonsvorm?

1. De grote verhuiswagen
2. rijdt
3. door
4. het centrum

Wat is het onderwerp?

1. De grote verhuiswagen
2. rijdt
3. door
4. het centrum

Wat is een voorzetsel?

1. de
2. grote
3. door
4. het

Welk woordsoort is: van?

1. voegwoord
2. voorzetsel
3. lidwoord

Wat is een zelfstandig naamwoord?

1. De
2. grote
3. verhuiswagen
4. door

Wat is een bijvoeglijknaam woord?

1. De
2. grote
3. verhuiswagen
4. door

Welk woordsoort is: centrum

1. bijvoeglijk naamwoord
2. stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
3. zelfstandignaamwoord
4. lidwoord

Hoe ging de les?

1. Makkelijk
2. Moeilijk
3. Gemiddeld

Goed gewerkt!

Succes met de volgende les!