This lesson contains 17 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 1 - Zakgeld en inkomen (B)
Slide 1 - Slide
H1.1 Inkomsten in soorten
H1.2 Inkomsten omrekenen
H1.3 Getallen op een rij
H1.4 Bijverdienen
H1.5 De bank betaalt
H1.6 Inkomen en beroep
Inhoud
Slide 2 - Slide
Terugblik
Slide 3 - Slide
1.2 Inkomsten omrekenen
Slide 4 - Slide
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
inkomsten over verschillende perioden omrekenen.
inkomsten met elkaar vergelijken.
Wat gaan we leren?
Slide 5 - Slide
Is €50,- per 4 weken hetzelfde als €50,- per maand?
Ja
Nee
Slide 6 - Poll
Inkomsten en uitgaven hebben vaak een bepaalde regelmaat:
per week
per maand
per jaar.
Je kunt inkomsten en uitgaven alleen vergelijken als ze over dezelfde periode gaan, bijv. over een week of of over een maand.
Hoe vaak krijg ik salaris?
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Een jaar heeft _____ dagen! Een jaar heeft _____ weken! Een jaar heeft _____ kwartalen! Een jaar heeft _____ maanden! Een week heeft _____ dagen!
Hoeveel dagen heeft een jaar?
Antwoorden
Een jaar heeft 365 dagen! Een jaar heeft 52 weken! Een jaar heeft 4 kwartalen! Een jaar heeft 12 maanden! Een week heeft 7 dagen!
Slide 9 - Slide
Inkomsten vergelijken
ALTIJD EERST OMREKENEN NAAR ÉÉN JAAR!
Slide 10 - Slide
Inkomsten vergelijken ll
Slide 11 - Slide
Maak de vragen (opdracht 12 t/m34)
Na 10 minuten gaan we de vragen bespreken!
Klaar? Dan hoef je thuis minder te doen!
OPDRACHTEN
timer
10:00
Slide 12 - Slide
ANTWOORDEN INTRODUCTIEVRAGEN
1. A. Eva krijgt € 5,40 per week en Roy krijgt € 22,10 per maand Roy krijgt zijn zakgeld per maand en Eva per week. B. Als je Eva haar salaris vermenigvuldigd met 4 heb je slechts 28 dagen, dus kan je niet zo maar zeggen dat Roy meer zakgeld krijgt.
2. A Eva krijgt 52 keer zakgeld en Roy 12 keer.
B. Eva krijgt: 52 weken x € 5,40 = € 280,80 per jaar.
Roy krijgt: 12 maanden x € 22,10 = € 265,20 per jaar