Het Menselijk Lichaam Deel 1/3

1 / 50
next
Slide 1: Slide
BurgerschapPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 1:
Het menselijk lichaam

Slide 2 - Slide

In dit hoofdstuk leer je:
- Wat de belangrijkste botten en organen zijn in het menselijk lichaam.
- De belangrijkste botten en organen in het lichaam aanwijzen.
- Hoe het skelet, de gewrichten, de spieren en de organen in het menselijk lichaam samenwerken.

Slide 3 - Slide

deze les:
leerdoel:
Wat is het skelet, welke botten?
Wat gaan we doen?
- filmpje, samen lezen, opdrachten maken

Slide 4 - Slide

samen maken
opdracht 1 en 2 op blz. 2

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

En nu?
Voorkennis ophalen.

Log in op lesson up.
Er komen een paar vragen!!!

Slide 7 - Slide

Stevigheid
Botten geven stevigheid en bescherming aan je lichaam.


Slide 8 - Slide

Wat zijn je 'ledematen'?
A
je armen en benen
B
vrienden die medelijden met je hebben
C
armen
D
benen

Slide 9 - Quiz

Hoofd
Romp
Arm
Been
Ledematen

Slide 10 - Drag question

Hoeveel botten heeft een mens?
A
200
B
206
C
260
D
300

Slide 11 - Quiz

'Jouw lichaam bevat ongeveer 206 botten! Je schedel bestaat uit 29 botten, je wervelkolom uit 26 botten, de voorkant van je borstkas bestaat uit 25 botstukken, je schouders en armen tellen 64 botten en je heupen en benen 62 botten.

Slide 12 - Slide

Hoofd
Schedel
Bovenkaak
Onderkaak
Halswervel

Slide 13 - Drag question

Slide 14 - Slide

Romp
Sleutelbeen
Schouderblad
Rib
Borstbeen
Lendenwervel

Slide 15 - Drag question

Slide 16 - Slide

Opperarmbeen
Heupbeen
Botten van de hand
Ellepijp
Dijbeen
Spaakbeen
Staartbeen

Slide 17 - Drag question

Kuitbeen
Scheenbeen
Knieschijf
Dijbeen
Botten van de voet

Slide 18 - Drag question

Een halswervel hoort bij de wervelkolom
A
dit klopt
B
dit is onjuist

Slide 19 - Quiz

Een sleutelbeen zit aan
je bovenbeen.
A
dit klopt
B
dit is onjuist

Slide 20 - Quiz

Een ellepijp zit in
je romp.
A
dit klopt
B
dit is onjuist

Slide 21 - Quiz

Een kuitbeen zit in je onderbeen.
A
dit klopt
B
dit is onjuist

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Link

werkboekje



samen lezen paarse vak op blz. 2 en 3
Daarna maken de opdrachten:
3  op blz. 4
4 op blz. 5
5 en 6 op 6
7 op blz. 7
8, 9 en 10 op blz. 8


klaar!!! samen nakijken


                         

Slide 24 - Slide

Je botten zitten aan elkaar met  gewrichten.

Door gewrichten kan je lichaam soepel bewegen.
ellenboog-gewricht

Slide 25 - Slide

Wat is de functie van een gewricht?
A
Voor de stevigheid
B
Beweging mogelijk maken
C
Aanhechting van de spieren
D
Voor het gewicht

Slide 26 - Quiz

Onderdelen gewricht
Gewrichtskapsel: houdt botten bij elkaar en maakt gewrichtssmeer
Kraakbeenlaagje: makkelijker bewegen en tegen slijtage
Gewrichtssmeer: makkelijker bewegen.
Gewrichtskapsel: Extra versteviging

Slide 27 - Slide

gewrichtskom
gewrichtkogel
gewrichtsmeer
kraakbeenlaagje
gewrichtkapsel

Slide 28 - Drag question

gewrichtssmeer
kapselband
kraakbeenlaagje
gewrichtskapsel
gewrichtskom
gewrichtskogel

Slide 29 - Drag question

De laatste vraag

Slide 30 - Slide

Wat is het? 'Houdt botten bij elkaar en maakt gewrichtssmeer.'
A
gewrichtskogel
B
kraakbeenlaagje
C
gewrichtskapsel
D
gewrichtskom

Slide 31 - Quiz

aan de gang
Lezen blauwe vak blz. 9
maken opdracht 11 en 12 blz. 10
opdracht 13 blz. 11

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Link

Spieren en organen

Slide 34 - Slide

Spieren
Aan je botten zitten spieren.

Spieren en gewrichten heb je nodig om bewegingen te kunnen maken. 

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

Een spier die ontspannen is, is langer en dunner.
Als je arm buigt, heb je je 'armbuigspier' (biceps) gespannen. 

Als je de arm weer wil strekken, dan is je 'armstrekspier' (triceps) gespannen

Slide 37 - Slide

Waar kan je lichaam door bewegen?
A
Alleen door botten
B
Door botten en spieren samen
C
Alleen door spieren

Slide 38 - Quiz

je spieren zitten vast aan je skelet met
A
pezen
B
spierbundels
C
vliezen
D
spieren

Slide 39 - Quiz

Slide 40 - Video

aan de gang
lezen blz. 12 blauwe vak
maken opdracht 15 en 16 blz. 13
maken opdracht 17 en 18 blz. 14

Slide 41 - Slide

Organen en Spijsvertering

Slide 42 - Slide

Organen 
  • De maag -  helpt bij het verteren van het eten.
  • De lever - haalt giftige stoffen uit je bloed.
  • De longen - zorgen voor ademhaling.
  • Het hart - pompt het bloed door je lichaam. 

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Video

Spijsvertering
  • Mond (Speeksel).
  • Slokdarm (Spieren).
  • Maag (vermengd met maagsap, zuur doodt de bacteriën)
  • Dunne darm (darmsap, voedingstoffen opgenomen in het bloed. 
  • Dikke darm (water wordt eruit gehaald)
  • Endeldarm (Ontlasting)

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Video

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Video

Slide 49 - Video

aan de gang


Voor punt!!!
* lezen blauwe vak "organen" op blz. 15
* maken opdracht 19 blz. 15
* maken opdracht 20 blz. 16
* lezen blauwe vak op blz. 16
* maken opdrachten 21 en 22 op blz. 17
* lezen blauwe vak blz. 18
* maken opdrachten 23 en 24 op blz. 19
* lezen blauwe vak op blz. 20
* maken opdrachten 25 , 26, 27 op blz. 21
* lezen blauwe vak blz. 22
* maken opdracht 28 blz. 22
* maken opdracht 29 op blz. 23

Slide 50 - Slide