Thema 4 - werkwoordendictee

LESDOEL
Ik kan de tegenwoordig tijd en de verleden tijd van sterke werkwoorden correct schrijven.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

LESDOEL
Ik kan de tegenwoordig tijd en de verleden tijd van sterke werkwoorden correct schrijven.

Slide 1 - Slide

Werkwoord: blijven
Hij ........ wel drie dagen ziek.
VT

Slide 2 - Open question

Werkwoord: blijven
Hij ........ wel drie dagen ziek.
TT

Slide 3 - Open question

Werkwoord: glijden
Het meisje ........ van de glijbaan.
TT

Slide 4 - Open question

Werkwoord: glijden
Het meisje ........ van de glijbaan.
VT

Slide 5 - Open question

Werkwoord: smelten
De ijsjes ........ in de zon.
VT

Slide 6 - Open question

Werkwoord: schuiven
De juf ........ de stoel naar voren.
VT

Slide 7 - Open question

Werkwoord: schuiven
De juf ........ de stoel naar voren.
TT

Slide 8 - Open question

LESDOEL
Ik kan het tegenwoordig deelwoord correct schrijven.

Slide 9 - Slide

Tegenwoordig deelwoord
een tegenwoordig deelwoord geeft aan dat iets nog niet voltooid is.
infitief + -d

Slide 10 - Slide


Wat betekent het infinitief?
A
de ik-vorm
B
het hele werkwoord
C
de hij-vorm

Slide 11 - Quiz

Het tegenwoordig deelwoord van roepen is:

Slide 12 - Open question

Wat is het tegenwoordig deelwoord van
WAARSCHUWEN

Slide 13 - Open question

Wat is het tegenwoordig deelwoord van: voetballen

Slide 14 - Open question

Tegenwoordig deelwoord van
TOETEREN

Slide 15 - Open question

aan het werk
Thema 4 - week 4

Werkwoordendictee
Let goed op!

Lees goed wat er wordt gevraagd!

Is het de tegenwoordige tijd?
Is het de verleden tijd.

Of is het iets anders.

Slide 16 - Slide