Het presens

Het presens
werkwoorden tegenwoordige tijd
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsISK

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het presens
werkwoorden tegenwoordige tijd

Slide 1 - Slide

Enkelvoud (snijden)
Ik snijd het vlees
Je/jij snijdt het vlees
Snijd je/jij het vlees? 
Hij/ zij snijdt het vlees

Slide 2 - Slide

Meervoud (snijden)
We/wij snijden het vlees
Jullie snijden het vlees
Ze/zij snijden het vlees

Slide 3 - Slide

Enkelvoud (helpen) 
Ik help mijn moeder.
Je/jij helpt mijn moeder.
Help je/jij mijn moeder?
Hij/ zij  helpt mijn moeder. 

Slide 4 - Slide

Meervoud (helpen) 
We/wij helpen mijn moeder.
Jullie helpen mijn moeder. 
Ze/zij helpen mijn moeder. 

Slide 5 - Slide

Peter ... zijn moeder.
A
helpen
B
help
C
helpt

Slide 6 - Quiz

Het kind ... in haar boek.
A
kleurt
B
kleur
C
kleuren

Slide 7 - Quiz

Het meisje ... op straat.
A
hinkelen
B
hinkelt
C
hinkel

Slide 8 - Quiz

De jongens ... op het schoolplein.
A
vecht
B
vechten
C
vechtt

Slide 9 - Quiz

Ik ... naar mijn docent.
A
lag
B
lacht
C
lach
D
lachen

Slide 10 - Quiz

De kinderen ... in de lucht.
A
springen
B
springt
C
spring
D
springtt

Slide 11 - Quiz

Het eten ruiken lekker.
Goed
Fout

Slide 12 - Poll

De zon schijnt.
Goed
Fout

Slide 13 - Poll

De jongen bloed aan zijn vinger.
Goed
Fout.

Slide 14 - Poll

Mustafa (kijken) naar de televisie.

Slide 15 - Open question

Mijn vader (begrijpen) de tekst niet.

Slide 16 - Open question

Juf Jenny (luisteren) naar de kinderen.

Slide 17 - Open question

(Drinken) jij een glas cola?

Slide 18 - Open question

(Glijden) jij van de glijbaan?

Slide 19 - Open question

Mijn broer (rijden) op een Fatbike.

Slide 20 - Open question

Maken les 1 en 2 
1 Zoek de vertaling op van het woord.
2. Vul de goede vorm van het werkwoord in.
3. Maak zinnen met de werkwoorden. 

Slide 21 - Slide