Opdrachten bij de grammatica van lessen 22&23
Geef bij de volgende vragen aan bij welke groep het zelfstandig naamwoord hoort, in welke naamval, getal en geslacht het staat en zet vervolgens het bijv.nwd./bezittelijk vnwd. dat tussen haakjes staat in de juiste vorm. Geef je antwoord als volgt weer:
VB: senes (carus)
Antwoord: 3, nom/acc, mv, m, cari
Als er meerdere opties mogelijk zijn, moet je altijd beide opties geven, gescheiden door een '/' (zie voorbeeld)