What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Vergelijkingen; als of dan
1 / 51
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
This lesson contains
51 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Hun
Hun
gebruik je alleen als je er een voorzetsel voor kan denken of als het bezittelijk is.
Slide 2 - Slide
Hen
1.
Hen
gebruik je na een voorzetsel.
2. Er staat geen voorzetsel voor en je kunt het er ook niet voor denken.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
'Als' en 'dan'
Even groot --> als
Groter--> dan
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Isa heeft bijna dezelfde schoenen dan / als Lynn
A
dan
B
als
Slide 7 - Quiz
Zij zijn slimmer dan / als wij.
A
dan
B
als
Slide 8 - Quiz
Hij zingt mooier dan/als haar/zij.
A
dan haar
B
dan zij
C
als haar
D
als zij
Slide 9 - Quiz
Deze broek ziet er precies hetzelfde uit (als / dan) die andere.
A
als
B
dan
Slide 10 - Quiz
Jouw shirtje heeft echt niet dezelfde kleur (als / dan) mijn shirtje.
A
als
B
dan
Slide 11 - Quiz
Jelle heeft al langer (als / dan) een week niet meer gerookt.
A
als
B
dan
Slide 12 - Quiz
Het boek is net zo mooi (als / dan) de film.
A
als
B
dan
Slide 13 - Quiz
Ik weet goed wanneer ik 'als' en 'dan' moet gebruiken.
A
Mhoah
B
pff, nee
C
Ja, dat lukt mij!
Slide 14 - Quiz
Heeft Ruud even lang haar (als / dan) Mark?
A
als
B
dan
Slide 15 - Quiz
Winnen is mooier (als / dan) verliezen.
A
als
B
dan
Slide 16 - Quiz
DEEL 2
Slide 17 - Slide
ZIJ - HEN -HUN
Verwijsles 2:
zij/ hen en hun
Slide 18 - Slide
Doel:
Ik weet wanneer ik
zij
,
hen
en
hun
moet gebruiken.
Slide 19 - Slide
Dit is één van de lastigste onderdelen van de Nederlandse taal!
Let op:
Slide 20 - Slide
Wat gebruik je hier?
.... hebben nooit ruzie.
A
Zij
B
hen
C
hun
Slide 21 - Quiz
Het gebruik van
hun
gaat vaak mis
Hun hebben dat gedaan
Hun gaan fietsen
FOUT
Slide 22 - Slide
Hun
gebruik je om iemands bezit aan te geven.
Hun auto
Hun geld
Hun adres
Hun vakantie
Dan mag het wel vooraan de zin. Anders niet!
Slide 23 - Slide
Zij
,
hen
en
hun
zijn persoonlijke voornaamwoorden.
Deze woorden verwijzen naar éen of meerdere personen of dieren
Slide 24 - Slide
Je kan niet zeggen:
Hun
hebben dat betaald.
Hun
is in dit geval niet bezittelijk, maar het onderwerp.
Bekijk de volgende zinnen:
Hun tas is gestolen.
Hun wilden niet komen.
Als zij maar op tijd zijn.
ik heb begrepen dat hun het leuk vinden.
Koken, dat kunnen hun wel.
Slide 25 - Slide
GOED OF FOUT?
Hun tas is gestolen.
Hun wilden niet komen.
Als zij maar op tijd zijn.
Ik heb begrepen dat hun het leuk vinden.
Koken, dat kunnen hun wel.
Slide 26 - Slide
Zij
Zij gebruik je ALTIJD bij een onderwerp van een zin! (diegene waar het over gaat of die iets doet in de zin.)
Slide 27 - Slide
Hoe vind je het onderwerp in een zin?
Slide 28 - Open question
Klopt deze zin?
Hun zijn nu 35 jaar getrouwd.
A
Ja
B
nee
Slide 29 - Quiz
Wanneer gebruik je
hen
en wanneer
hun
?
Dit is iets ingewikkelder, maar daar zijn trucjes voor!
Slide 30 - Slide
Hun
1. Als het bezittelijk is (net geleerd)
2. Als je er 'aan of een ander voorzetsel' voor KAN denken, maar het staat er niet
Voorbeeld:
Hij geeft hun bloemen
Je kunt er aan bij DENKEN.
Hij geeft 'AAN' HUN de bloemen.
Slide 31 - Slide
Hun
Ik geef hun dat boek.
Wij hebben hun gisteren een cadeau gegeven.
Ik durf hun dat niet te vertellen.
Hij schonk hun een kopje koffie in. (hun = ‘voor hen’)
Hij rookt hun te veel. (hun = ‘volgens hen, wat hen betreft’)
China is hun te ver. (hun = ‘voor hen’)
De tranen stonden/sprongen hun in de ogen. (hun = ‘bij hen’)
(Overal kun je het woordje AAN bij denken)
Slide 32 - Slide
Klopt deze zin?
Ik vertel hun het goede nieuws.
A
Ja
B
Nee
Slide 33 - Quiz
Hen
1.
Hen
gebruik je na een voorzetsel.
2. Er staat geen voorzetsel voor en je kunt het er ook niet voor denken.
Slide 34 - Slide
Voorzetsels
Slide 35 - Mind map
Hen
Staat er een voorzetsel, dan
hen
Hij neemt altijd bloemen voor HEN mee.
Voorzetsel: voor
Slide 36 - Slide
De kat maakt ..... elke nacht wakker.
A
zij
B
hun
C
hen
Slide 37 - Quiz
Ik heb .... broer uitgenodigd.
A
hun
B
hen
C
zij
Slide 38 - Quiz
Ik heb ... uitgenodigd.
A
hun
B
hen
C
zij
Slide 39 - Quiz
...wilden liever niet komen.
A
hun
B
hen
C
zij
Slide 40 - Quiz
Ik vind ... nieuwe auto mooi.
A
hen
B
hun
C
zij
Slide 41 - Quiz
Ik heb speciaal voor ... een taart gebakken
A
hun
B
hen
C
zij
Slide 42 - Quiz
Voorbeeldzinnen:
Ik heb
HUN
broer uitgenodigd. (bezittelijk)
Ik heb
HEN
uitgenodigd. (niet bezittelijk, geen voorzetsel ervoor denken)
ZIJ
wilden liever niet komen. (Hun kan niet, bezittelijk)
Ik vind
HUN
nieuwe auto mooi. (ja! Bezittelijk)
Ik heb speciaal voor
HEN
een taart gebakken. (voorzetsel!)
Slide 43 - Slide
Vaste regel:
Hun
gebruik je alleen als je er een voorzetsel voor kan denken of als het bezittelijk is. Stamp dit in je hoofd en de rest weet je dan!
Slide 44 - Slide
Alle bestellingen zijn binnen en Annemiek heeft .... al rondgebracht.
A
hun
B
hen
C
ze
Slide 45 - Quiz
Deze klanten willen graag lunchen. Zou jij ..... bestelling willen opnemen?
A
hun
B
hen
C
ze
Slide 46 - Quiz
De medewerkers van de afdeling logistiek gaan staken. Volgens ..... krijgen ze te weinig
salaris.
A
hun
B
hen
C
ze
Slide 47 - Quiz
Enkele toeristen kwamen te laat op de luchthaven aan, omdat .... vertraging hadden met de trein.
A
hun
B
hen
C
ze
Slide 48 - Quiz
Vanochtend hebben 84 klanten contactloos betaald met .... pinpas. Slechts twaalf van ... wisten waar NFC voor staat.
A
hun, hen
B
hen, hun
C
hun, hun
Slide 49 - Quiz
EINDE
Slide 50 - Slide
Antwoorden huiswerk
Slide 51 - Slide
More lessons like this
Verwijsles 2
December 2022
- Lesson with
36 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Verwijsles zij, hen of hun
December 2022
- Lesson with
39 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Verwijsles kort
April 2021
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Verwijsles 2
April 2021
- Lesson with
45 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Vergelijkingen; als of dan
December 2023
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 3
Les 8 week 3 Hen/hun – jou/jouw
January 2024
- Lesson with
36 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Les 12 juni 2024 Stijlkwesties
June 2024
- Lesson with
33 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Stijlkwesties
March 2022
- Lesson with
39 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1