Exercice 6 – Compréhension détaillée
7. 1 Ze gaan surfen.
2 Ze gaan interessante dingen zoeken op het strand.
8. a Julie woont in een grote stad, Timéo aan de kust; Julie gaat lopend naar school, Timéo gaat met de bus; Julie woont dicht bij haar school, Timéo woont ver weg van zijn school.
b Ze wonen allebei in een appartement; ze wonen allebei niet op de begane grond.