This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
10) De werkwoorden GUSTAR, ENCANTAR en DOLER gebruiken.
13) De woordenschat van de lichaamsdelen.
* Me duele/n = A mí, también.
* No me duele/n = A mí, tampoco.
* Me duele = A mí, no.
* No me duelen = A mí, sí.
* (A mí) me duelen los pies.
* (A María) le duelen las piernas.
* (A vosotros) os duele la tripa.
* (A ella) le duele el cuello.
* (A nosotros) nos duele la mano.
* A: Wat was je leerdoel?
* B: Hoe gaat dit leerdoel?
* C: Wat heb je geleerd
Leerdoel?
Ik kan zeggen hoe ik mezelf voel en waar ik van houd.
Voorbereiden?
* Afmaken: 5.12, 5.13 (LE)
* Huiswerk: 5.8, 5.9 (LE)