bezittelijke voornaamwoorden

In deze les leer je
-wat een bezittelijk voornaamwoord is
-hoe je het bezittelijk voornaamwoord goed spelt
-
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

In deze les leer je
-wat een bezittelijk voornaamwoord is
-hoe je het bezittelijk voornaamwoord goed spelt
-

Slide 1 - Slide

Wat is het?
Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is:
Dit is haar fiets- De fiets is van haar
Dit is zijn moeder- De moeder is van hem
Dat is jouw leraar - De leraar is van jou

Slide 2 - Slide

Hoe schrijf je het?
Maar wanneer gebruik je nu jou of jouw? En wat is het verschil tussen me, mij en mijn? En u en uw?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Nog een ezelsbruggetje
Als jou/mij/u VOOR het zelfstandig naamwoord staat, is het bezittelijk en komt er een n of w achter:
mijn fiets
jouw auto
uw potlood

Slide 5 - Slide

nu jij!

Slide 6 - Slide

Omdat Luuk een lekke band heeft, wil hij ...... fiets lenen
A
mij
B
mijn

Slide 7 - Quiz

....... moeder heeft boterhammen voor ......... gesmeerd
A
mij,mij
B
mijn,mijn
C
mijn,mij
D
mij,mijn

Slide 8 - Quiz

Ik reed vandaag met ...... nieuwe auto langs ....... huis
A
mij,jou
B
mijn,jouw
C
mij, jouw
D
mijn, jou

Slide 9 - Quiz

maar hoe zit dat dan met
me en mij en mijn

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

nu jij!

Slide 12 - Slide

Ik heb ..... vergist.
A
me
B
mij
C
mijn

Slide 13 - Quiz

Ik wil ..... verontschuldigen voor ...... lompe gedrag laatst
A
me, mij
B
mij, mijn
C
mijn, me
D
me, mijn

Slide 14 - Quiz

Ik bedenk ..... dat ik vergeten ben ..... boek mee te nemen
A
me, mijn
B
me, mij
C
mijn, me
D
mijn, mijn

Slide 15 - Quiz

....... vader heeft ..... gevraagd te komen
A
jou, me
B
jouw, me
C
jou, mijn
D
jouw, mijn

Slide 16 - Quiz

Extra oefenen?
Ga naar studiemeter, 2f, taalverzorging, stijlkwesties, jouw/jou, mij/mijn, u/uw en maak de oefeningen

Slide 17 - Slide