H4 TV Meewerkend voorwerp

Welkom bij Nederlands
Telefoon in de koffer
Jas aan de kapstok

Op tafel: 
Laptop (dicht)
en je leesboek. 
timer
5:00
socialiseren
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands
Telefoon in de koffer
Jas aan de kapstok

Op tafel: 
Laptop (dicht)
en je leesboek. 
timer
5:00
socialiseren

Slide 1 - Slide

- zelfstandig lezen
- korte instructie mv
- samen oefenen
- zelfstandig werken
- evalueren 

Slide 2 - Slide

timer
8:00

Slide 3 - Slide

Doel van de les:
Aan het eind van de les weet je wat een meewerkend voorwerp (mw) is en hoe je deze kan vinden in een zin.

Slide 4 - Slide

Wat weten we nog?
Kijk en doe mee. 
Geen vingers en niet roepen. Ik wijs iemand aan. 

Slide 5 - Slide

Instructie
In zinnen met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp (mv) staan. Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is.
Voorbeeld: 
Bram wil aan zijn vriendin een kettinkje geven.

Slide 6 - Slide

Bram wil aan zijn vriendin een kettinkje geven.
1. pv (vraagproef of tijdproef)
2. O. (wie of wat plus persoonsvorm)
3. gez. (alle werkwoorden in de zin.)
4. lv (wat (soms wie) plus gezegde + onderwerp)
5. mv (vraag: aan wie plus gezegde  + onderwerp)
     Controleer of je aan kunt weglaten of toevoegen. 
     Daarvoor mag je de woordvolgorde veranderen.

Slide 7 - Slide

Bram wil aan zijn vriendin een kettinkje geven.

Aan wie wil Bram een kettinkje geven? 
Antwoord: aan zijn vriendin

- Bram wil een kettinkje geven aan zijn vriendin.
- Bram wil zijn vriendin een kettinkje geven.
mv = aan zijn vriendin


Slide 8 - Slide

ZW
Jullie gaan zelf aan het werk met de opdrachten 1, 2 en 3 van Hoofdstuk 4 - Taalverzorging - Meewerkend voorwerp. 
Deze les af!
timer
20:00

Slide 9 - Slide

Evaluatie
Wat ging goed?
Wat kon beter?
Wat ging nog niet zo goed?

Slide 10 - Slide

Huiswerk
Alle overgebleven opdrachten van H4 Taalverzoring - meewerkend voorwerp afmaken. 
DOEI

Slide 11 - Slide