Bram wil aan zijn vriendin een kettinkje geven.
1. pv (vraagproef of tijdproef)2. O. (wie of wat plus persoonsvorm)
3. gez. (alle werkwoorden in de zin.)
4. lv (wat (soms wie) plus gezegde + onderwerp)
5. mv (vraag: aan wie plus gezegde + onderwerp)
Controleer of je aan kunt weglaten of toevoegen.
Daarvoor mag je de woordvolgorde veranderen.