Latijn Cicero Catilina Argumentatie

1 / 12
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

1 De doelstelling
Het doel van de retorica is het publiek, de tegenpartij of de beoordelende instantie te overtuigen of te overreden (persuadere)

Slide 2 - Slide

Wat is in deze redevoering de doelstelling van Cicero en wat is bij Cicero het publiek, de tegenpartij of de beoordelende instantie?

Slide 3 - Open question

Quaestiones
Infinitae: vraagstukken van algemene aard
Finitae: vraagstukken over bepaalde personen/bepaalde omstandigheden
Genus Iudiciale: is de daad die ter beoordeling ligt wettig of onwettig dan wel rechtmatig of onrechtmatig?
Genus deliberativum: is het beleid nuttig of schadelijk en moreel verantwoord of niet?
Genus demonstrativum: is de persoon in kwestie goed of slecht, mooi of lelijk

Slide 4 - Slide

Wat voor soort redevoering is Cicero's redevoering?
A
Infinita en iudicale
B
Finita en deliberativum
C
Infinita en deliberativum
D
Finita en demonstrativum

Slide 5 - Quiz

Taken redenaar
a. Inventio (vinden van argumenten)
b. Dispositio (ordenen argumenten)
c. Elocutio (stilistiek
d. Memoria (Onthouden)
e. Actio/Pronuntatio (Voordracht)

Slide 6 - Slide

Leer van de delen van de redevoering
a Exordium (inleiding)
b Narratio (uiteenzetting toedracht)
c Propositio (stelling + indeling argumentatie)
d Argumentatio (argumenten voor en tegen)
e Peroratio (recapitulatie, laatste beroep op toehoorders)

Slide 7 - Slide

Argumentatievormen
Syllogisme
Deductie/inductie
Cirkelredenering
Voorbeeld om te laten zien dat bepaalde uitspaak (on)waar is
Analogie
Autoriteit
Ad maius (des te meer)
Ad minus (des te minder)
Ad hominem 
Reductio ad absurdum 

Slide 8 - Slide

Keizer Augustus zegt het, dus moet het waar zijn
A
Cirkelredenering
B
Voorbeeld
C
Analogie
D
Autoriteit

Slide 9 - Quiz

Mensen zijn sterfelijk. Catalina is een mens, dus Catilina is sterfelijk.
A
Cirkelredenering
B
Syllogisme (inductie)
C
Syllogisme (deductie)
D
Ad maius

Slide 10 - Quiz

"Mevrouw, Pietje heeft zijn huiswerk niet gemaakt." - "Dat moet jij nodig zeggen, jij hebt nooit je huiswerk af"
A
Ad maius
B
Ad minus
C
Ad hominem
D
Ad absurdum

Slide 11 - Quiz

Hij is blij, want hij is jarig en als je jarig bent is het feest en feesten zijn leuk dus is hij blij.
A
Cirkelredenering
B
Ad maius
C
Ad minus
D
Reductio ad absurdum

Slide 12 - Quiz