Groene productie H3: Les 1 t/m4
1 / 42
Lesson duration is: 90 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Welke productiedieren kennen jullie?
Slide 2 - Mind map
Slide 3 - Slide
Eieren en vlees
Vlees en melk
Vlees
Kip
Koe
Varken
Slide 4 - Drag question
Slide 5 - Slide
Waaraan kun je het TYPE dier herkennen?
A
Exterieur
B
Kleur
C
Uiterlijk
D
De grootte
Slide 6 - Quiz
Een kippenboer die op zijn bedrijf veel eieren produceert, kiest voor kippen van het:
A
vleestype
B
legtype
C
donsdtype
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Slide
Waar kijk je naar bij dierenwelzijn?
A
de geestelijke gezondheid van het dier
B
de lichamelijke gezondheid van het dier
C
de productie van het dier
D
de geestelijke en lichamelijke gezondheid van het dier
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Welke van de onderstaande beweringen is juist?
A
Een diersoort kun je onderverdelen in meerdere rassen
B
Een ras kun je onderverdelen in meerdere diersoorten
C
Beide antwoorden zijn waar
D
Beide antwoorden zijn niet waar
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Slide
Wat is een voorbeeld van een primair geslachtskenmerk bij een varken?
A
De zeug heeft tepels
B
De beer is agressiever
C
De zeug heeft een baarmoeder
D
De beer heeft slagtangen
Slide 15 - Quiz
Noem twee secundaire geslachtskenmerken van een haan
Slide 16 - Open question
Slide 17 - Slide
Waaraan kun je zien dat een koe bronstig is?
Slide 18 - Open question
Slide 19 - Slide
Een koe die afkalft krijgt vaak ……. jong(en)
A
2
B
1
C
4
D
3
Slide 20 - Quiz
Wat is biest?
A
De melk die de koe de eerste twee weken geeft
B
De eerste moedermelk die een kalf drinkt
C
De melk die de koe de eerste week geeft
D
De melk die de koe de eerste 3 dagen geeft
Slide 21 - Quiz
Welke woorden staan in de juiste volgorde, waarbij speenleeftijd het laatste woord is?
A
bronstig – dekken – drachtig – geboorte – speenleeftijd
B
dekken – bronstig – geboorte – drachtig – speenleeftijd
C
drachtig – dekken – bronstig – geboorte – speenleeftijd
D
geboorte – dekken – drachtig – bronstig - speenleeftijd
Slide 22 - Quiz
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Een drachtige zeug wordt meestal voor het werpen op de kraamafdeling in een kraamhok gelegd. Dit gebeurt omdat:
A
een zeug dan niet op haar biggen kan gaan liggen
B
een zeug agressief wordt als ze biggen heeft
C
een zeug niet kan werpen met veel varkens om haar heen
Slide 25 - Quiz
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Een bedrijf heeft 40 vleesvarkens. 1 vleesvarken produceert 3,4 m3 mest per maand. Wat is de totale maandproductie aan mest? Geef het antwoord alleen in cijfers en twee decimalen.
Slide 28 - Open question
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Video
Welke tanden ontbreken er bij een planteneter?
A
hoektanden
B
snijtanden
C
plooikiezen
Slide 32 - Quiz
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Slide
Sleep de juiste naam bij het plaatje.
carnivoor
herbivoor
omnivoor
Slide 35 - Drag question
Waarom is bij een vleeseter de bovenkaak vaak breder dan de onderkaak?
A
Dat is een aangeboren afwijking
B
Hierdoor kunnen de kiezen als de benen van een schaar langs elkaar heen glijden
C
In de bovenkaak zitten meer kiezen en tanden dan in de onderkaak
Slide 36 - Quiz
De gebitten van een alleseter en van een vleeseter verschillen van elkaar.
Wat heeft de alleseter wel en de vleeseter niet?
Wat heeft de alleseter wel en de vleeseter niet?
A
hoektanden
B
snijtanden
C
knobbelkiezen
D
plooikiezen
Slide 37 - Quiz
Sleep de kiezen en tanden naar de juiste voereter.
Carnivoor
Herbivoor
Omnivoor
Ze hebben knipkiezen en hoektanden.
Ze hebben knobbelkiezen.
Ze hebben snijtanden en plooikiezen.
Slide 38 - Drag question
Slide 39 - Slide
Op welke plek in het maag-darmstelsel van de kip worden zaden fijngemalen?
A
darmen
B
kliermaag
C
spiermaag
D
krop
