4.4 Bloedsomloop: Je bloedvaten

Bloedsomloop
Nakijken + Herhaling BS 1 tm 3
Nieuw basisstof 4 
6 april 7e uur: proefwerk basisstof 1 tm 4 + 6
1 / 26
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bloedsomloop
Nakijken + Herhaling BS 1 tm 3
Nieuw basisstof 4 
6 april 7e uur: proefwerk basisstof 1 tm 4 + 6

Slide 1 - Slide

Welk bloedonderdeel vervoert zuurstof?
A
Rode bloedcellen
B
Bloedplaatjes
C
Witte bloedcellen

Slide 2 - Quiz

Laag A in de
reageerbuis, bevat
A
Bloedplasma
B
witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplaatjes en witte bloedcellen

Slide 3 - Quiz

Hoort het hart bij het bloedvatenstelsel?
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quiz

De kleine bloedsomloop gaat naar.....
A
alle organen van het lichaam
B
de longen

Slide 5 - Quiz

Welk type bloedcellen kunnen door wanden heen kruipen?
A
Rode bloedcellen
B
Bloedplaatjes
C
Witte bloedcellen

Slide 6 - Quiz

Bij een dubbele bloedsomloop gaat het bloed.......
A
2x door de longen
B
2x door het hart
C
2x door alle organen

Slide 7 - Quiz

Welke bloedcellen bestaan niet uit hele cellen?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplaatjes

Slide 8 - Quiz

Uit welke delen bestaat bloed?
A
bloedplasma en rode bloedcellen
B
Rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes
C
Bloedcellen en water
D
Bloedplasma en bloedcellen

Slide 9 - Quiz

Waaruit bestaat bloedplasma voornamelijk?
A
eiwitten
B
water
C
zouten
D
zuurstof

Slide 10 - Quiz


Bij één omloop, stroomt het bloed.....
A
1 x door het hart
B
2 x door het hart
C
3 x door het hart
D
niet door het hart

Slide 11 - Quiz

Onderdeel 2 is een...?
A
rode bloedcel
B
witte bloedcel
C
bloedplaatje
D
bloedplasma

Slide 12 - Quiz

Welke bloedcellen hebben een celkern?
A
Alleen witte bloedcellen
B
Alleen rode bloedcellen
C
Alleen bloedplaatjes
D
Witte en rode bloedcellen

Slide 13 - Quiz

4.4 Je bloedvaten

Slide 14 - Slide

nieuw: 4.4 Je bloedvaten
3 soorten bloedvaten:
- slagaders
- haarvaten
- aders

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Je bloedvaten
slagaders:
- lopen vanaf je hart naar je organen
- wand is dik, stevig en elastisch
- bloeddruk is hoog (de druk die het bloed uitoefent op de wand van het bloedvat)


Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

haarvaten:
- steeds kleiner wordende vertakkingen van slagaders
- liggen in de organen
- hele dunne wand
- lagere bloeddruk dan in de slagaders

Slide 19 - Slide

Je bloedvaten
Doordat de wand van de haarvaten zo dun is:
- kunnen vocht met zuurstof en voedingsstoffen uit de haarvaten naar de weefsels toe. Hier vind verbranding plaats.

- kunnen vocht met koolstofdioxide en andere afvalstoffen weer de haarvaten in.



Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Je bloedvaten
aders:
- lopen vanaf de organen naar het hart
- wand dunner en minder elastisch dan de wand van de slagaders
- bloeddruk lager dan in de slagaders
- bevatten aderkleppen

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Je bloedvaten
aderkleppen
- zitten vooral in aders in je armen en benen
- zorgen ervoor dat het bloed in de aders niet terugstroomt naar de organen

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Maken
Blz 30
Opdracht 23 tm 28

Slide 26 - Slide