Oefen met behulp van de volgende slides enkele zinnen met keuzevoorzetsels. Na het invullen van je antwoord volgt er een slide met een korte toelichting.
Viel Erfolg!
Slide 5 - Slide
Meine Mutter sitzt in … Küche (v).
A
die
B
der
C
das
D
dem
Slide 6 - Quiz
Meine Mutter sitzt in der Küche
Waar (Wo) zit mijn moeder? --> in de keuken
Geeft een toestand/rust aan, dus 3e naamval
Slide 7 - Slide
Das Heft fällt auf … Boden (m)
A
der
B
des
C
dem
D
den
Slide 8 - Quiz
Das Heft fällt auf den Boden
Waar (Wohin) valt het schrift heen? --> op de grond
Het schrift valt op de grond --> beweging, actie (= 4e naamval)
Slide 9 - Slide
Der Ball liegt unter ….. Auto (o).
A
der
B
die
C
das
D
dem
Slide 10 - Quiz
Der Ball liegt unter dem Auto
Waar ligt de bal? --> onder de auto
Geeft een toestand/rust aan, dus 3e naamval
Slide 11 - Slide
Ich hänge das Bild an … Wand (v).
A
die
B
der
C
dem
D
das
Slide 12 - Quiz
Ich hänge das Bild an die Wand.
Waar hang ik het schilderij naar toe (heen)? --> aan de muur
Ik hang het schilderij aan de muur --> beweging, actie
(= 4e naamval)
Slide 13 - Slide
Seine Schwester wartet schon lange auf ... Zug.
A
das
B
dem
C
den
D
die
Slide 14 - Quiz
Seine Schwester wartet schon lange auf den Zug.
Wanneer je geen wo of wohin vraagt kunt vragen en/of er niet duidelijk sprake is van dezelfde situatie (toestand) of verandering (beweging/actie).
Gebruik je na auf en über altijd de 4e naamval!
Slide 15 - Slide
Sein Bruder zweifelt an dies... Worten.
A
diesem
B
dieser
C
diese
D
diesen
Slide 16 - Quiz
Sein Bruder zweifelt an diesen Worten.
Wanneer je geen wo of wohin vraagt kunt stellen en/of er niet duidelijk sprake is van dezelfde situatie (toestand) of verandering (beweging/actie).
Gebruik je na de andere voorzetsels (behalve na auf en über) altijd de 3e naamval.