Extra oefeningen Beeldspraak en stijlfiguren
Noteer de juiste vorm van de beeldspraak/stijlfiguur. Kies uit:
• Metafoor, metonymia, personificatie, vergelijking (met als)
• Pleonasme, tautologie, understatement, eufemisme, paradox, tegenstelling, ironie, sarcasme, hyperbool, herhaling, retorische vraag