toets kracht en beweging

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Een voorwerp kan niet meer bewegen wanneer de waarde van de resulterende kracht gelijk is aan 0 N

1. Waar
2. Niet waar

Als de voortstuwende kracht kleiner is aan alle tegenwerkende krachten welke beweging voert het voorwerp dan uit.

1. Versneld
2. Vertraagd
3. Constant

We relateren kracht aan beweging, De nettokracht is namelijk direct gerelateerd aan de:

1. tijd t
2. afstand s
3. snelheid v
4. versnelling a

Op een auto werkt een kracht van 620 N in de rijrichting en een wrijvingskracht van 120 N.
Hoe groot is de nettokracht? Is de beweging versneld of vertraagd?

1. Nettokracht = 500 N De beweging is versneld
2. Nettokracht = 740 N De beweging is versneld
3. Nettokracht = 500 N De beweging is vertraagd
4. Nettokracht = 740 N De beweging is vertraagd

Als de voortstuwende kracht gelijk is aan alle tegenwerkende krachten welke beweging voert het voorwerp dan uit.

1. Versneld
2. Vertraagd
3. Eenparig

bekijk de afbeelding van Femke op de fiets. Femke reed met constante snelheid, wat voor soort beweging voort Femke uit nu de twee krachten op haar werken?

1. een eenparige beweging
2. een versnelde beweging
3. een vertraagde beweging
4. dat kun je niet zeggen

Wat gebeurd er?

Als twee krachten elkaar opheffen?

1. dan zal de snelheid van een voorwerp afnemen
2. dan zal de snelheid van een voorwerp toenemen
3. dan neemt de resulterende kracht toe
4. dan blijft het voorwerp in rust of bewegen met constante snelheid

Een wielrenner rijdt met een eenparig versnelde beweging van een berg af. Wat kun je zeggen over de resulterende kracht in de rijrichting van deze wielrenner?

1. Die is groter dan 0 N
2. Die is kleiner dan 0 N
3. Die is 0 N
4. Die varieert tijdens het versnellen

Hiernaast zie je een deel van de circelbaan van de aarde om de zon. In 2 punten is de baansnelheid gegeven. De baansnelheid is steeds even groot.

Welke uitspraak is juist?

1. Is geen kracht nodig, want zo bewegen de planeten nu eenmaal
2. is geen kracht nodig, want de baansnelheid is steeds even groot
3. is een kracht nodig, want de baansnelheid verandert van richting
4. Geen van deze uitspraken is juist

Hiernaast zie je een deel van de cirkelbaan van de aarde
rond de zon. Voor deze beweging is een kracht nodig.

Welke richting heeft deze kracht?

1. Richting A
2. Richting B
3. Richting C
4. Richting D

Je duwt met een kracht van 150 N
tegen een doos aan je rechterkant.
Het gaat niet bewegen.
Hoe groot is de wrijvingskracht dan?

1. 150 N naar rechts
2. 150 N naar links
3. meer dan 150 N naar rechts
4. meer dan 150 N naar links

Een ijshockeypuck beweegt met snelheid v in de aangegeven richting over de ijsvloer. De wrijving met de ijsvloer is te verwaarlozen. Tijdens de beweging ondervindt de puck een constante kracht F naar rechts.

In welke richting moet een tweede kracht werken, zodat de puck in de aangegeven richting blijft bewegen?

1. Richting 1
2. Richting 2
3. Richting 3
4. Richting 4

Joep fiets langs een rechte weg 500 m van huis naar school en weer terug.
Hoe groot is de verplaatsing?

1. 0 m
2. 500 m
3. 1000 m

Van een stuiterende bal is een stroboscopische
foto gemaakt. Welke bewering over verplaatsing
en afgelegde weg is juist?

1. de afgelegde weg is groter dan de verplaatsing
2. de verplaatsing is groter dan de afgelegde weg
3. de verplaatsing en de afgelegde weg zijn aan elkaar gelijk
4. al deze bewering zijn niet juist

1. Het is een eenparige beweging
2. De versnelling is constant
3. Er is geen tegenwerkende kracht
4. Dit is de reactie tijd

Wat gebeurt er in deze grafiek met de snelheid?

1. Die neemt toe
2. Die neemt af
3. Die is constant
4. Die is 0

Het gebruik van een hogere snelheid zorgt voor...

1. een grotere reactieafstand
2. een grotere remweg
3. beide worden groter
4. beide worden kleiner

De snelheid van een auto is 108 km/h.
Hoe groot is de snelheid in m/s?

1. v = 389 m/s
2. v = 10,8 m/s
3. v = 30 m/s
4. v = 38,9 m/s

Beschrijf wat met de snelheid gebeurt.

1. Versnelling
2. Vertraging
3. Constante snelheid

Wat is de snelheid?

1. 16 m/s
2. 8 m/s
3. 2 m/s
4. 0,5 m/s

Na de start bereikt de TGV (hoge snelheids trein) in 3 minuten een snelheid van 88,4 m/s.

Bereken de gemiddelde snelheid in m/s

1. 29,4 m/s
2. 264,9 m/s
3. 44,2 m/s

Waar of niet waar: de versnelling is de snelheidstoename in één seconde

1. Niet waar
2. Waar

2a. Beschrijf wat met de snelheid
       gebeurt.

1. Versnelling
2. Vertraging
3. Constante snelheid
4. Is niet te bepalen

Snelheid is de afstand die je in een bepaalde tijd aflegt.
Wat is de formule van snelheid?

1. snelheid=​tijd​​afstand​​
2. snelheid=afstand⋅tijd
3. snelheid=​afstand​​tijd​​
4. Allen zijn niet juist

Een auto rijdt 3 uur lang met een snelheid van +100 km/h en daarna 1 uur met een snelheid van -100 km/h. Wat is de gemiddelde snelheid van de auto?

1. 0 km/h
2. 25 km/h
3. 50 km/h
4. 100 km/h

Van snelheid in m/s naar snelheid km/h doe je door:

1. Snelheid in m/s keer 3,6
2. Snelheid in m/s gedeeld door 3,6
3. Snelheid in m/s keer 36
4. Snelheid in m/s gedeeld door 36

De snelheid van een auto is 30m/s.
Hoe groot is de snelheid in km/h?

1. v = 8,3 km/h
2. v = 10,8 km/h
3. v = 108 km/h
4. v = 30 km/h

Hoe groot is de snelheid van Joke?

1. 0,5m/s
2. 0,57 m/s
3. 0,65m/s
4. 1.58m/s

Wat gebeurt er met
de snelheid van deze
auto?

1. De snelheid blijft nul
2. De snelheid blijft constant
3. De snelheid wordt steeds groter
4. De snelheid wordt steeds kleiner

Remweg is:

1. De tijd die je nodig hebt om te remmen
2. De afstand die je aflegt terwijl je remt
3. De tijd voordat je gaat remmen
4. De weg tot het stopbord

Hoe bepaal je uit het diagram de remweg?

1. Aflezen in de grafiek.
2. Steilheid v.d. lijn bepalen.
3. Oppervlakte onder de hele grafiek bepalen.
4. Oppervlakte onder het schuine stuk bepalen.

Wanneer is de remweg van een auto veel langer dan normaal?

1. als de bestuurder heeft gedronken
2. als kinderen de bestuurder afleiden
3. bij nat weer
4. bij slecht zicht

Hoeveel groter wordt de remweg als de snelheid 5x zo groot wordt?
(remweg n²)

1. 10 keer zo groot
2. 25 keer zo groot
3. 5 keer zo groot
4. even groot

Bereken de remweg.

(Klik op het plaatje om te vergroten )

1. 154m
2. 77m
3. 39m
4. 116m

Hoe noem je reactieafstand en remweg samen?

1. Kreukelzone
2. Stopafstand
3. Slipafstand
4. Remvertraging

Je staat met beide voeten op de vloer.
Verandert de druk op de vloer?
Als je op je tenen gaat staan?

1. Ja A groter => p kleiner
2. Ja, A kleiner => p groter
3. Ja, F groter => p groter
4. Nee, F en A onveranderd

Wat heeft de grootste druk?

1. 100 kg rustend op 0,03 m2
2. 500 kg rustend op 0,14 m2
3. 100 N rustend op 0,03 m2
4. 500 N rustend op 0,14 m2

Hoe bereken je de druk

1. oppervlakte x massa
2. oppervlakte x kracht
3. massa : oppervlakte
4. kracht : oppervlakte

Hiernaast zie je een deel van de circelbaan van de aarde om de zon. In 2 punten is de baansnelheid gegeven. De baansnelheid is steeds even groot.

Welke uitspraak is juist?

1. Is geen kracht nodig, want zo bewegen de planeten nu eenmaal
2. is geen kracht nodig, want de baansnelheid is steeds even groot
3. is een kracht nodig, want de baansnelheid verandert van richting
4. Geen van deze uitspraken is juist

Waar is de druk in een zwembad het hoogst?

1. op de bodem
2. in het midden
3. aan de oppervlakte

Dit blok heeft een massa van 2,5kg. Bereken de grootst mogelijke druk in N/cm^2.

1. 2,5
2. 5,0
3. 12,5
4. 25

Een druk van 230 N / m2 is even veel als een druk van ..

1. 2,30 N / cm2
2. 0,0230 N / cm2
3. 23000 N / cm2
4. 2300.000 N / cm2