Jou/Jouw en Als/Dan

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 3

Jou/Jouw

GOED of VOUDT?

Ik heb jou fiets geleend.

Wilt uw wat drinken?

Hij heeft mijn niet gevraagd.

Mag ik jouw wat vragen?

GOED of VOUDT FOUT?

Ik heb jou jouw fiets geleend.

Wilt uw u wat drinken?

Hij heeft mijn mij niet gevraagd.

Mag ik jouw jou wat vragen?

Weet je het nu?

Zijn dit _______ sleutels? 

Ik wil ________ wel in ons groepje.

Hij heeft _______ dat vast wel verteld.

_______ vader werkt hier toch?

Weet je het nu?

Zijn dit JOUW sleutels? 

Ik wil JOU wel in ons groepje.

Hij heeft JOU dat vast wel verteld.

JOUW vader werkt hier toch?

ALS of DAN

GOED of VOUDT?

Ik ben ouder als hem.

Hij is veel slimmer als ik.
Ik ben even oud dan Mark.

Hij is net zo slim dan ik.

GOED of VOUDT FOUT?

Ik ben ouder als hem dan hij (is).

Hij is veel slimmer als dan ik (ben).
Ik ben even oud dan als Mark.

Hij is net zo slim dan als ik.

Weet je het nu?

Hij is net zo snel _______ Kjeld? 

Ik ben liever ________ hij.

Hij is sneller klaar _______ de rest.

Heeft hij even veel geld _______ ons?

Weet je het nu?

Hij is net zo snel ALS Kjeld? 

Ik ben liever DAN hij.

Hij is sneller klaar DAN de rest.

Heeft hij even veel geld ALS ons?