Les 2 - Bouwstoffen voor je lichaam

Welkom
Ga op je plek zitten
Pak je schrift, pen en lesboek
Doe je tas van tafel


1 / 30
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom
Ga op je plek zitten
Pak je schrift, pen en lesboek
Doe je tas van tafel


Slide 1 - Slide

Eindopdracht H6.2
  • Schrijf alle belangrijke voedingsstoffen op.
  • Schrijf bij elke voedingsstof  in je eigen woorden waarom je het nodig hebt.
  • Schrijf bij elke voedingsstof in je eigen woorden hoe het door je lichaam wordt opgenomen.

Slide 2 - Slide

Vorige les

  • koolhydraten
  • vetten
Deze les

  • eiwitten
  • vitamines
  • vezels
  • mineralen

Slide 3 - Slide

Planning
15 min - Bespreken eiwitten en enzymen
10 min - Zs
  5 min - Bespreken vitaminen, vezels en mineralen.
 20 min - Zelfstandig werken
15 min - Afsluiting

Slide 4 - Slide

Eiwitten
  • Ook wel proteïnen genoemd.
  • Bouwmateriaal van cellen.
  • Macromoleculen (polymeer van aminozuren).

Slide 5 - Slide

Eiwitten
  • Bouwmateriaal van cellen.
  • Macromoleculen (polymeer van aminozuren).

Slide 6 - Slide

Van aminozuur naar peptidebindiding naar eiwit.

Slide 7 - Slide

Detailweergave eiwit

Slide 8 - Slide

Volgorde aminozuren is belangrijk

TAAL betekent iets anders dan LAAT

Zo bepaald ook de volgorde van de aminozuren welk eiwit er gevormd wordt

Slide 9 - Slide

Afbraak eiwitten
Afbraak eiwit in losse aminozuren (monomeren).

Van de aminozuren kunnen nieuwe eiwitten gemaakt worden.

De afbraak van eiwitten levert energie op. Eiwitten kunnen door je lichaam dus ook als brandstof gebruikt worden.




Slide 10 - Slide

Aminozuren
20 verschillende aminozuren
  • 8 kan je lichaam zelf maken
  • 12 moet je uit je eten halen. Deze 12 heten essentiële  aminozuren.

Van losse aminozuren kun je nieuwe eiwitten maken.

Slide 11 - Slide

Enzymen zijn eiwitten.
Enzymen zijn biologische katalysatoren.

enzymen zijn eiwitten.


enzymen zijn biologische katalysatoren.


Slide 12 - Slide

Waarom hebben we eiwitten nodig?
A
Je kan ze gebruiken als brandstof.
B
Ze zorgen er voor dat je jouw voedsel beter verteerd.
C
Ze zijn nodig als bouwmateriaal voor je cellen.
D
Ze zijn nodig om allerlei chemische processen in je lichaam goed te laten verlopen

Slide 13 - Quiz

Ons lichaam kan zelf eiwitten maken. Waarom moeten we dan toch eiwitten via ons eten binnenkrijgen?

Slide 14 - Open question

Wat is een voorbeeld van een monosacharide?
A
lactose
B
fructose
C
zetmeel
D
cellulose

Slide 15 - Quiz

Welk type vet bevat naar verhouding de meeste H-atomen?
A
verzadigd vet
B
onverzadigd vet
C
meervoudig onverzadigd vet
D
plantaardige olie

Slide 16 - Quiz

Zelfstandig werken
Zs
  1. Lees blz 219 t/m 222
  2. Maak  opgaven 9 t/m 13

Slide 17 - Slide

Vitamines
We kunnen alleen vitamine D zelf maken.
Vitamines leveren geen energie.

Vitamines ondersteunen bepaalde chemische processen in het lichaam, maar zijn geen enzymen (sommigen wel co-enzymen).

Slide 18 - Slide

Vitamines
We kunnen alleen vitamine D zelf maken.
Vitamines leveren geen energie.

Vitamines ondersteunen bepaalde chemische processen in het lichaam, maar zijn geen enzymen (sommigen wel co-enzymen).

Slide 19 - Slide

Vezels
  • Je neemt ze niet op, maar ze zorgen er voor dat je darmen het eten goed af kunnen breken.
  • Plantaardige vezels: voornamelijk cellulose.
  • Cellulose is een koolhydraat dat veel op zetmeel lijkt.

Slide 20 - Slide

Vezels
  • Je neemt ze niet op, maar ze zorgen er voor dat je darmen het eten goed af kunnen breken.
  • Plantaardige vezels: voornamelijk cellulose.
  • Cellulose is een koolhydraat dat veel op zetmeel lijkt.

Slide 21 - Slide

Mineralen
  • Officieel: verbindingen die uit de bodem afkomstig zijn.
  • In de praktijk: Metaalbevattende zouten.
  • Voorbeeld: keukenzout (NaCl).

  • Mineralen zijn noodzakelijk voor allerlei chemische processen in ons lichaam.

Slide 22 - Slide

Mineralen
  • Officieel: verbindingen die uit de bodem afkomstig zijn.
  • In de praktijk: Metaalbevattende zouten.
  • Voorbeeld: keukenzout (NaCl).

  • Mineralen zijn noodzakelijk voor allerlei chemische processen in ons lichaam.

Slide 23 - Slide

Stoffen die je lichaam nodig heeft
  1. koolhydraten
  2. vetten
  3. eiwitten
  4. vitaminen
  5. vezels
  6. mineralen
  7.  ...
  8. ...

Slide 24 - Slide

Stoffen die je lichaam nodig heeft
  1. koolhydraten
  2. vetten
  3. eiwitten
  4. vitaminen
  5. vezels
  6. mineralen
  7. water
  8. zuurstof

Slide 25 - Slide

Zf
Maak de eindopdracht.
Maak opgaven 11 t/m 17
Maak opgaven 18 en 19

Slide 26 - Slide

Volgende les
Hoe werkt zeep?

Huiswerk: opgaven 9 t/m 16 (werk ook H6.1 bij, als je dit nog niet af hebt.)

Slide 27 - Slide

verzadigd vet
mineralen
monosachariden
calorie
cellulose

Slide 28 - Slide

Afsluitingsopdracht
  • Ga in groepjes van 2 tegenover elkaar zitten.
  • Een leerling kijkt naar het bord, de andere dus niet.
  • Ik schrijf 5 woorden op het bord
  • De ene leerling de woorden uit, de andere leerling moet raden wat het is.

Slide 29 - Slide

Afsluitingsopdracht
  • Je mag het woord zelf niet noemen.
  • Je mag ook geen vertaling van het woord noemen.
  • Bij een samengesteld woord mag je niet een deel van het woord noemen.
         - Bijvoorbeeld: tennistafel -> je mag niet het woord tennis                 of het woord tafel zeggen.

Slide 30 - Slide