Formuleren-mannelijk-vrouwelijk-H.2-mavo1

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je het woordgeslacht van een woord kan bepalen en kun je verwijswoorden gebruiken die passen bij het woordgeslacht. 


1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je het woordgeslacht van een woord kan bepalen en kun je verwijswoorden gebruiken die passen bij het woordgeslacht. 


Slide 1 - Slide



Wat weten we nog van verbindingswoorden?

Slide 2 - Slide

Je kunt van twee korte zinnen ook één zin maken. Je plakt ze dan aan elkaar vast met een verbindingswoord.

Bijvoorbeeld zo:

Ik ga niet mee naar de bios, omdat mijn zakgeld op is.

 In deze zin is omdat het verbindingswoord.



Andere veelgebruikte verbindingswoorden zijn en, maar, toen, want en terwijl.
















 



Slide 3 - Slide

Zelfstandige naamwoorden zijn mannelijk, vrouwelijk of onzijdig. Dat noem je het woordgeslacht.


 Let op: het woordgeslacht heeft meestal niets te


maken met mannelijk en vrouwelijk in de gewone betekenis.



Je kunt het woordgeslacht opzoeken in een woordenboek of in de Woordenlijst


Nederlandse Taal (http://woordenlijst.org).

Slide 4 - Slide

Achter een zelfstandig naamwoord staat een:



  • m als het woord mannelijk is: be·ker, de (m);
  • v als het woord vrouwelijk is: lo·ting, de (v);

  • o als het woord onzijdig is: toer·nooi, het (o).

Slide 5 - Slide

Zo gebruik je de informatie over het woordgeslacht


Bij mannelijke en vrouwelijke woorden gebruik je de, deze en die:


de beker, deze beker, die beker


de loting, deze loting, die loting


Voor onzijdige woorden gebruik je het, dit en dat:

het toernooi, dit toernooi, dat toernooi









Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Slide 8 - Link

Slide 9 - Link

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 10 - Slide

Nu zelfstandig aan de slag

Wat nu?

 Voordat je aan de opdrachten begint, lees je eerst zelfstandig de theorie op blz. 82

Maken opdr. 1 t/m 4

blz. 82-83









Slide 11 - Slide

Aan de slag

Slide 12 - Slide