Aristoteles

Aristoteles (384-322 v. Chr.)
1 / 11
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Aristoteles (384-322 v. Chr.)

Slide 1 - Slide

Wie, Wat, Waar ?
  • Leerling van de Academie van Plato
  • 355 v. Chr.: richt eigen Lyceum op
  • Leraar van Alexander de Grote
  • 47 overgeleverde werken over alle takken van wetenschap
  • Behandelt tragedies in de Poetica
  • Leeft zelf kort na de tijd van de grote tragici
  • Veel tragedies werden toen nog regelmatig opgevoerd

Slide 2 - Slide

Kunst is nabootsing 
van de werkelijkheid

Slide 3 - Slide

De Poëtica
  • “kunst is nabootsing van de werkelijkheid”
  • Geschiedenis: wat gebeurd is
  • Dichtkunst: wat zou kunnen zijn
  • Dus: algemene geldigheid
  • niet alleen dat werk/verhaal, maar menselijk gedrag
  • verklaring dat toneelstukken nu nog relevant zijn

Slide 4 - Slide

Opbouw
zoals de werkelijkheid zou kunnen zijn, dus:
samenhang van het plot/verhaal (μῦθος):
verband tussen gebeurtenissen:
noodzaak (ἀναγκαῖον) óf waarschijnlijk (εἰκός)

Slide 5 - Slide

Plot en Personages
  • plot (μῦθος) > karakter van personages (ἦθος) 
  • Handelingen maken karakter (ἠθος) duidelijk
  • oftewel: we weten wie de personages zijn door de dingen die ze doen
  • Verkeerd inzicht/fout (ἀμαρτία) creëert verloop van handeling; begaan door goede bedoelingen of morele principes? ->  vergroot tragisch effect

Slide 6 - Slide

Het effect van de tragedie
  • Twee kenmerkende effecten van een tragedie op het publiek: medelijden (ἐλεος) en angst (φοβος)
  • Dit gebeurt vooral door een plotselinge omslag (περιπετεια) en als een personage daardoor ἀναγνώρισις "herkenning / inzicht" verkrijgt: het beste volgens Aristoteles.
  • Door dit inzicht vindt Reiniging (κάθαρσις) plaats
  • Niet elke tragedie bevat deze elementen

Slide 7 - Slide

Afwikkeling van het plot
  • Ontknoping moet ook waarschijnlijk of noodzakelijk zijn
  •  "deus ex machina": (vaak goddelijke) ingreep
  • alleen gebruikt als gebeurtenissen buiten de eigenlijke handelingen van het stuk vallen

Slide 8 - Slide

Moord
  • Het doden van een personage heeft alleen effect als er een persoonlijke relatie bestaat tussen slachtoffer en dader
  • Duidelijk verschil tussen een bekende en onbekende relatie
  • Onbekende relatie is effectiever 

Slide 9 - Slide

Grote invloed van de Poëtica
  • De poëtica heeft grote invloed in late renaissance & barok (17e eeuw)
  • Veel toneelschrijvers beroepen zich hierop
  • Grote nadruk op: eenheid van tijd, plaats en handeling.
  • Maar: dit is niet van Aristoteles!


Slide 10 - Slide

Tijd, plaats en handeling. 
  • Tijd: Hij noemt dat de gebeurtenissen vaak in één dag plaatsvinden, geen eis, praktisch i.v.m. koor
  • Plaats: Niet genoemd, praktisch i.v.m. koor
  • Handeling: Wél dwingend voorgeschreven, logisch en noodzakelijk

Slide 11 - Slide