MH2: Spelling: 68 (bn.) 81 (lastige woorden/leenwoorden) 82(mv.vormen)

MH2: Spelling
68 (bn.) 
81 (lastige woorden/leenwoorden) 
82(mv. vormen)
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

MH2: Spelling
68 (bn.) 
81 (lastige woorden/leenwoorden) 
82(mv. vormen)

Slide 1 - Slide

68. Onverbogen of verbogen?
Mijn boek is groen.                     (het woord groen is onverbogen)
Een groen boek.                           (het woord groen is onverbogen

Het groene boekje.                     (het woord groen is verbogen)

Normaal gesproken verbuig je een bijvoeglijk naamwoord door er een -e achter te zetten.

Slide 2 - Slide

68. Stoffelijk bn.
Van welke stof iets is gemaakt, vertel je met een stoffelijk bn.
De meeste stoffelijke bn. eindigen op -en.
Bijv. diamanten, briljanten, koperen, wollen, katoenen, zilveren...

Nieuwe stoffen (vaak uit het Engels) krijgen juist geen -en:
een fleece deken, de plastic soep in de oceaan.

Slide 3 - Slide

68. Deelwoord als bn.
- schrijf het vd. als bn. zo kort mogelijk
- dubbel t of d als dit voor de uitspraak nodig is

De opgeblazen ballon, de geschudde kaarten, het blozende meisje, een ontspannende activiteit, de gelopen wedstrijd etc.

Slide 4 - Slide

68. Trappen van vergelijking
Stellende trap: 'basiswoord'
nieuw, braaf, naar, scheef, roze, goed
Vergrotende trap : (+er)
nieuwer, braver, naarder, schever, rozer, beter
Overtreffende trap (+st of meest...)
nieuwst, braafst, naarst, scheefst, meest roze, best

Slide 5 - Slide

Een ... rok (katoen)
A
katoene
B
katoenen

Slide 6 - Quiz

het ... cadeau (uitkiezen)
A
uitgekozen
B
uitgekieste

Slide 7 - Quiz

de... weg (verbreden)
A
verbreedde
B
verbrede

Slide 8 - Quiz

De overtreffende trap van weinig
A
meer
B
meest
C
minder
D
minst

Slide 9 - Quiz

De vergrotende trap van veel
A
meest
B
meer
C
minder
D
minst

Slide 10 - Quiz

81. c of k?
Uitspraak: cocacu = k                (dus voor een a, o en u)
                       cecicy = s                  (dus voor een e, i of y)

Spelling is lastiger, dus als je het niet weet: leren! (=weetwoord)
actie, locatie, product, contact, computer, clou, cabine...
akkoord, lokaal, elektriciteit, komisch...

Slide 11 - Slide

81. g of ch?
Na een korte klank schrijf je vaak een -ch
zacht, bocht, lachen, kachel, lichaam, recht, specht, wacht...

Na een lange klank schrijf je vaak een -g
kraag, regenboog, leegte, bedriegen, liegen, buigen, lagen

Uitspraak ch: soms g (chroom), soms tsj (chatten), soms sj (chocola)

Slide 12 - Slide

81. ie, i of y?
Soms schrijf je een  y als je een ie of i hoort:
baby, embryo, pyjama, olympisch etc.

Slide 13 - Slide

81. Leenwoorden
Leenwoorden komen uit een andere taal.

Engels: chatten, chillen, relax, computer, lunch
Frans: bagage, chauffeur, douche, journaal, plafond, toilet
Duits: muesli, fröbelen, überhaupt, schwalbe

Slide 14 - Slide

Wat is juist?
A
disco
B
disko

Slide 15 - Quiz

Wat is juist?
A
egt
B
echt

Slide 16 - Quiz

Wat is juist?
A
typen
B
tiepen

Slide 17 - Quiz

Uit welke taal komt dit leenwoord?
schwalbe
A
Engels
B
Frans
C
Duits
D
Spaans

Slide 18 - Quiz

82. meervoud op -en, -n & -'en
Mv. meeste woorden op -en: bord - borden
Mv. op -en, maar met verdubbeling medeklinker (alleen met klemtoon)
kwal - kwallen // let op -ik,: monnik - monniken  (klemtoon op mon-)
Mv. op -en, maar met weglating klinker
kwaal - kwalen
Mv. op -en, maar -s of -f wordt -z of -v
prijs - prijzen / kloof - kloven
Mv. op -'en bij afkoringen die eindigen op -s of -x

Slide 19 - Slide

82. meervoud op -s en -'s
- Mv. veel woorden op -s: speigel - spiegels, appel - appels, paté-patés
- Engelse en Franse leenwoorden eindigen vaak op -s
chauffeur - chauffeurs, surprise - surprises
- woorden op -a, -i, -o, -u, -y eindigen in het mv. op -'s
kiwi - kiwi's, baby - baby's, camera - camera's
- afkortingen die niet eindigen op -s of -x krijgen in mv. een -'s
tv - tv's, WK - WK's

Slide 20 - Slide

82. bijzondere meervouden
- soms is -en en -s allebei goed: groente - groentes/groenten
- mv. op -ieën als de klemtoon op -ie valt: melodie - melodieën
- mv. op -iën als de klemtoon op een andere klank valt: porie - poriën
- mv. op -eeën: idee - ideeën, fee - feeën
- mv. met klinkerwisseling: stad - steden, lid - leden
- mv. op -eren: kind - kinderen, ei - eieren, kalf - kalveren
- mv. op -ici: musicus - musici
- mv. die onregelmatig is: vlo - vlooien
- mv. uit Latijn / Italiaans soms op 2 manieren: datum - data / datums 

Slide 21 - Slide

1. Wat is het meervoud van 'slechterik"?

A
slechteriken
B
slechterikken

Slide 22 - Quiz

2. Wat is het meervoud van 'kiwi'?
A
kiwi's
B
kiwis
C
kiwies

Slide 23 - Quiz

3. Wat is het meervoud van WK?
A
WK's
B
WK'en
C
WKs

Slide 24 - Quiz

4. Wat is het meervoud van 'bureau'?
A
bureaus
B
bureau's

Slide 25 - Quiz

5. Welk meervoud is goed?
A
poriën
B
porieën

Slide 26 - Quiz

6. Welk meervoud is goed?
A
ideën
B
ideeën

Slide 27 - Quiz

7. Wat is het meervoud van 'schoonheid'?

Slide 28 - Open question

8. Wat is het meervoud van "musicus"
A
musicussen
B
musici

Slide 29 - Quiz

9. Wat is het meervoud van "technicus'?
A
technicussen
B
technici

Slide 30 - Quiz