Voorzetsels bij land- en plaatsnamen

Bonjour

Voorzetsels bij land- en plaatsnamen
1 / 38
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bonjour

Voorzetsels bij land- en plaatsnamen

Slide 1 - Slide

Doel van vandaag!
Aujourd'hui (vandaag) gaan we kijken naar de lidwoorden die horen bij de landen en voorzetsels bij plaatsnamen.
Er komt een stukje uitleg en een paar verwerkingsvragen om te kijken of je het begrepen hebt!

Slide 2 - Slide

Exercice
Eerst maar eens even kijken naar de namen van landen in het Frans. En weet je eigenlijk waar ze liggen?
Test je kennis op de volgende slide. Je mag natuurlijk eerst even links kijken / oefenen.

Slide 3 - Slide

l'Angleterre
la Belgique
l'Italie
le Danemark
la Suisse
l'Allemagne
la France
l'Autriche
la Pologne
la Norvège
la Suède
l'Espagne
l'Irlande
le Portugal
les Pays-Bas

Slide 4 - Drag question

Voorzetsels bij plaatsnamen

J'habite à Amsterdam. --> Ik woon in Amsterdam.
Mon père a été à Madrid. --> Mijn vader is in/naar Madrid geweest.
Mes amis vont à Londres. --> Mijn vrienden gaan naar Londen.

Slide 5 - Slide

Voorzetsels bij plaatsnamen
De Nederlandse woorden in en naar vertaal je in het Frans met het woord à


Schrijf het accent naar links altijd mee bij à!
Doe je het niet? Dan staat er 'heeft' en niet 'in' of 'naar'

Slide 6 - Slide

Les pays et les continents

Slide 7 - Slide

Voorzetsels bij landennamen en werelddelen
De Nederlandse woorden "in" en "naar" vertaal je in het Frans voor landen en werelddelen op de volgende manier;

mannelijk enkelvoud zijn krijgen au
vrouwelijk enkelvoud zijn krijgen en
meervoud zijn krijgen aux

Slide 8 - Slide

Bijvoorbeeld

  • In Engeland = En Angleterre 
  • Naar Frankrijk = En France
  • In Marokko = Au Maroc
  • Naar Libanon = Au Liban
  • In Nederland = Aux Pays-Bas
  • Naar de Verenigde Staten = Aux États-Unis

Slide 9 - Slide

In het Frans: ook lidwoorden bij landnamen.
Canada = le Canada
Japan = le Japon

Frankrijk = la France
Zwitserland = la Suisse

Nederland = les Pays-Bas
De Verenigde Staten = les États-Unis

Slide 10 - Slide

Welk land is dan mannelijk, vrouwelijk of meervoud?







Uitzondering: Suriname = le Suriname
landnamen die op een -e eindigen zijn meestal vrouwelijk
la France, la Suède, l'Espagne, l'Angleterre, la Belgique, la Russie
landnamen die op een -s eindigen zijn meestal meervoud
les Pays-Bas, les États-Unis, les Seychelles, les Philippines 
landnamen die niet op een -e of -s eindigen zijn meestal mannelijk
le Japon, le Maroc, le Cameroun, le Brésil, le Pérou, le Portugal

Slide 11 - Slide

Voorzetsels in en naar bij landnamen en werelddelen


Landen en werelddelen die:
mannelijk enkelvoud zijn krijgen au
vrouwelijk enkelvoud zijn krijgen en
meervoud zijn krijgen aux

Slide 12 - Slide

Voorzetsels bij landnamen en werelddelen
mannelijk enkelvoud (au)
Je vais au Portugal.
Il habite au Maroc.
Ik ga naar Portugal.
Hij woont in Marokko.
vrouwelijk enkelvoud (en)
Madrid est en Espagne.
Elle va en France.
Madrid ligt in Spanje.
Zij gaat naar Frankrijk.
meervoud (aux)
Ma cousine est aux Pays-Bas.
Mon cousin est aux États-Unis.
Mijn nicht is in Nederland.

Mijn neef is in de Verenigde Staten.

Slide 13 - Slide

Pendant les vacances, je vais ___ Espagne.
A
à
B
au
C
en
D
aux

Slide 14 - Quiz

___ Japon (m), on mange beaucoup de sushi.
A
à
B
au
C
en
D
aux

Slide 15 - Quiz

Le carnaval est célébré ___ Brésil(m).
A
à
B
au
C
en
D
aux

Slide 16 - Quiz

On a passé les vacances ___ Italie.
A
à
B
au
C
en
D
aux

Slide 17 - Quiz

Ma mère va ___ Bruxelles avec ses copines.
A
à
B
au
C
en
D
aux

Slide 18 - Quiz

Il fait chaud ___ Turquie.
A
à
B
au
C
en
D
aux

Slide 19 - Quiz

Lille
A
à
B
en
C
au
D
aux

Slide 20 - Quiz

Danemark (m)
A
à
B
en
C
au
D
aux

Slide 21 - Quiz

Espagne
A
à
B
en
C
au
D
aux

Slide 22 - Quiz

États-Unis
A
à
B
en
C
au
D
aux

Slide 23 - Quiz

Paris
A
à
B
en
C
au
D
aux

Slide 24 - Quiz

Pérou (m)
A
à
B
en
C
au
D
aux

Slide 25 - Quiz

Europe (v)
A
à
B
en
C
au
D
aux

Slide 26 - Quiz

België
A
le Belgique
B
la Belgique
C
l'Belgique
D
les Belgique

Slide 27 - Quiz

Engeland
A
le Angleterre
B
la Angleterre
C
l'Angleterre
D
les Angleterre

Slide 28 - Quiz

Zwitserland
A
le Suisse
B
la Suisse
C
l'Suisse
D
les Suisse

Slide 29 - Quiz

de Verenigde Staten
A
le Etats-Unis
B
la Etats-Unis
C
l'Etats-Unis
D
les Etats-Unis

Slide 30 - Quiz

Brazilië
A
le Brésil
B
la Brésil
C
l'Brésil
D
les Brésil

Slide 31 - Quiz

Zuid-Amerika
A
le Amérique du Sud
B
la Amérique du Sud
C
l'Amérique du Sud
D
les Amérique du Sud

Slide 32 - Quiz

Vul zelf het juiste lidwoord in
Kies steeds uit: le -la - l' - les
(kleine letters)

Slide 33 - Slide

_____ Maroc (m)

Slide 34 - Open question

_____ Europe (v)

Slide 35 - Open question

_____ Russie (v)

Slide 36 - Open question

_____ Antilles (mv)

Slide 37 - Open question

_____ Canada (m)

Slide 38 - Open question