Voorbereiding toets H.2 Nederland als industriële samenleving - memo

herhaling H.2
Nederland als industriële samenleving
1 / 24
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

herhaling H.2
Nederland als industriële samenleving

Slide 1 - Slide

Verenigd koninkrijk der Nederlanden bestond in 1815 uit?
A
Nederland, België en Luxemburg
B
Nederland en België

Slide 2 - Quiz

is dit een kaart van voor of na 1830
A
voor
B
na

Slide 3 - Quiz

leg uit waarom de kaart van na 1830 is

Slide 4 - Open question

noem de reden dat Koning Willem I de textielindustrie in Twente als eerste opstartte
A
daar was genoeg ruimte voor nieuwe fabrieken
B
er was daar al huisnijverheid
C
Belgische en Engelse textielarbeiders gingen daarnaartoe
D
arbeidskosten lagen in Twente lager dan elders in het land

Slide 5 - Quiz

leg uit waarom Koning Willem I ook wel Kanalenkoning werd genoemd?

Slide 6 - Open question

Verklaar op welke manier Koning Willem I de industrie in Nederland sterker probeerde te maken en die van België zwakker
A
met het Hollandse leger optrekken naar België
B
Belgische industrie saboteren
C
Belgische fabrikanten naar Nederland halen
D
Belgische fabrikanten meer uitbetalen in Nederland

Slide 7 - Quiz

Wat hoort niet bij infrastructuur?
A
schepen
B
kanalen
C
spoorlijn
D
wegen

Slide 8 - Quiz

welke zinnen zijn juist als het gaat om de rechten van een arbeider begin 19e eeuw
A
als een arbeider ontslagen werd moest de rechter daarover beslissen
B
als een arbeider ziek werd had hij geen inkomen
C
als een arbeider ging staken werd hij misschien ontslagen
D
een arbeider had het recht om te mogen staken

Slide 9 - Quiz

wat is een vakbond?
A
een groep arbeiders die durven te demonstreren tegen fabriek directeuren
B
een vereniging die opkomt voor de belangen van arbeiders
C
een kunststroming die arbeiders schildert
D
een organisatie die opkomt voor de belangen van de boeren aan het begin van de 19e eeuw

Slide 10 - Quiz

Noem 3 wetten die de positie van kinderen, arbeiders en vrouwen verbeterden einde 19e eeuw/ begin 20ste eeuw?

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide

wat is de juiste volgorde?
A
1)vrouwen en mannen kregen passief kiesrecht 2)mannen en vrouwen kregen algemeen kiesrecht
B
vrouwen en mannen kregen algemeen kiesrecht 2 ) vrouwen en mannen kregen passief kiesrecht
C
1)vrouwen kregen passief kiesrecht & mannen kregen algemeen kiesrecht 2) vrouwen kregen algemeen kiesrecht
D
vrouwen en mannen kregen algemeen kiesrecht

Slide 13 - Quiz

met welk begrip heeft
dit plaatje te maken
A
dawesplan
B
verenigde naties
C
wiedergutmachung
D
marshallplan

Slide 14 - Quiz

wat was geen reden voor de Verenigde Staten om hulp te bieden aan Europa?
A
de hulp zou bijdragen aan rust en vrede
B
De VS wilde dat Europese landen gingen samenwerken
C
de VS makkelijk spullen en grondstoffen kon kopen in Europa
D
voor politieke invloed het communisme te weren uit Europa

Slide 15 - Quiz

hoe wordt de periode na WO II in Nederland genoemd?
A
Europese samenwerking
B
wederopbouw
C
geleide loonpolitiek
D
consumptiemaatschappij

Slide 16 - Quiz

om welke reden wilden de werkgevers af van de geleide loonpolitiek?
A
de lonen werden te hoog; dat kostte bedrijven veel geld
B
voor de export moesten de lonen omlaag
C
de werkeloosheid was hoog; daarom moesten de lonen naar beneden
D
werkgevers hadden meer werknemers nodig en wilden daarom meer loon betalen

Slide 17 - Quiz

welk begrip past
bij deze foto?
A
nieuwe auto
B
consumptiemaatschappij
C
DAF
D
amerikanisering

Slide 18 - Quiz

welk begrip hoort niet bij de periode van de jaren '70
A
dalende welvaart
B
hoge olieprijzen
C
groeiende export
D
werkeloosheid

Slide 19 - Quiz

welke groep hoorde niet bij de nieuwkomers van de afgelopen 50 jaar
A
gastarbeiders
B
molukkers
C
surinamers
D
vietnamezen

Slide 20 - Quiz

1
2
3
4
Gastarbeiders
molukkers
surinamers
vluchtelingen

Slide 21 - Drag question

om welke 2 redenen waren er in steden speciale milieuregels aan het einde van de 19e eeuw?
A
arbeiders zijn minder schoon dan boeren
B
fabrieken stonden in steden
C
nijverheid en landbouw vervuilden niet
D
in steden woonden mensen dicht opelkaar

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide