This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Binas 93A1
Slide 5 - Slide
Wanneer je de energiestroom van de producenten naar de consumenten van de 1e orde, en van daar naar de consumenten van de 2e orde, enzovoorts, dan zie je een afname van de hoeveelheid energie in elke volgende laag van de voedselketen hoe verder je stijgt. Wat is hiervoor de verklaring?
A
Hoe verder je komt in de voedselketens, hoe groter de organismen worden.
B
In elke keten gaat een groot deel van de energie verloren.
C
Er zijn meer producenten dan consumenten van de 1e orde, enzovoorts.
D
De organismen slaan de meeste energie op, en geven weinig door aan de volgende keten.
Slide 6 - Quiz
Het grootste verschil tussen de energiestroom en de kringloop van stoffen in een ecosysteem is dat:
A
organismen altijd energie nodig hebben, maar niet altijd voedingsstoffen.
B
energie gerecycled wordt, maar voedingsstoffen niet.
C
organismen altijd voedingsstoffen nodig hebben, maar niet altijd energie.
D
voedingsstoffen gerecycled worden, maar energie niet.
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
BPP = bruto primaire productie =
totale door planten gevormde biomassa in een bepaalde tijdseenheid.
Niet alle geproduceerde biomassa wordt vastgelegd in een organisme, een deel wordt gebruikt voor de dissimilatie.
NPP = netto primaire productie = BPP - D
NPP komt beschikbaar voor de volgende schakel in de voedselketen
Slide 12 - Slide
HUISWERK
Bestudeer 8.2
en maak 2, 3 en 5 t/m 10
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Koolstofdioxide in een sparrenbos
Vlak boven de grond is de CO2-concentratie gemiddeld het grootst. Dit komt mede doordat organismen of delen van organismen in de bodem CO2 produceren. Organismen kunnen worden ingedeeld in drie groepen: consumenten, producenten en reducenten. Tot welke van deze groepen behoren de organismen die in de bodem CO2 produceren?
A
alleen tot de reducenten
B
alleen tot de consumenten en de producenten
C
alleen tot de producenten en de reducenten
D
zowel tot de consumenten, als tot de producenten als tot de reducenten
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
De muggen in het Londense metrostelsel zetten hun eitjes in het water af. De larven die uit deze eitjes komen, leven in het water. Door gebrek aan licht kan de voedselketen waar deze larven deel van uitmaken, hier niet met producenten beginnen. Waarmee zal de voedselketen, waar de muggenlarven deel van uitmaken, beginnen?
A
met binnendringend regenwater en CO2
B
met bloed van metroreizigers
C
met organisch afval
D
met uit het beton vrijkomende zouten
Slide 25 - Quiz
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Versterkt broeikaseffect
Slide 29 - Slide
Gevolg = verzuring oceanen --> schelpdieren en koraal kunnen moeilijker kalk vormen