Dag 2

Woordenschat
Vandaag leer je (nieuwe) woorden bij het thema Overtuigen.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwoo, havoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordenschat
Vandaag leer je (nieuwe) woorden bij het thema Overtuigen.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Slide

beperkt
  • minder dan normaal
  • synoniem: weinig / niet zo veel
  • zin: Ik heb beperkt kennis van de Nederlandse taal.
  • zin: De productie wordt beperkt, daardoor wordt alles heel duur.

Slide 2 - Slide

bereiken (ww)
  • aankomen op een plaats of punt;
  • contact met iemand kunnen krijgen;
  • een doel halen
  • werkwoord: hij bereikt, hij bereikte, hij heeft bereikt
  • Zin: Volgende week bereik ik mijn ideale gewicht. Ik weeg dan 70 kilo.
  • Zin: Ik kan de dokter niet bereiken. Hij neemt de telefoon niet op.

Slide 3 - Slide

zich bevinden (ww)
  • ergens aanwezig zijn
  • 'er zijn'
  • welbevinden = je goed voelen, tevreden
  • werkwoord: hij bevindt zich, hij bevond zich, hij heeft zich bevonden
  • Zin: Zij bevindt zich nu op een boot, op de Noordzee.
  • Zin: Die schat bevindt zich ergens in Zuid-Italië.

Slide 4 - Slide

het doel
  • 1) iets wat je wilt bereiken in je leven;
  • 2)de goal (bij sport);
  • 3) eindpunt van een reis
  • 4) de bedoeling / de betekenis
  • Zin: Het doel is om vandaag 5 nieuwe woorden te leren.
  • Zin: Wat is het doel van deze tekst?

Slide 5 - Slide

eindelijk
  • na lange tijd
  • na lang wachten
  • zin: Eindelijk wordt het mooi weer in Nederland, want het is bijna lente. We moeten er lang op wachten. 

Slide 6 - Slide

enthousiast
  • als je iets heel erg leuk vindt;
  • als je ergens veel zin in hebt;
  • bijvoeglijk naamwoord
  • Zin: Wij gaan morgen zwemmen. Ik ben daar heel enthousiast over!
  • Zin: De enthousiaste fans zijn blij dat hun favoriete voetbalclub heeft gewonnen.

Slide 7 - Slide

Waar zie jij het doel?
A
B
C
D

Slide 8 - Quiz

bereiken
doel halen
contact met iemand krijgen
aankomen op een plaats of punt
denken dat iets waar is
heel gewoon vinden
vertrouwen op
de tips die je aan iemand geeft
beroemd
minder dan normaal
als gevolg hebben

Slide 9 - Drag question

Ik ben het meest enthousiast over:
Het lokaal
Mijn docenten
Mijn klasgenoten
Twee keer in de week sport
De hele dag naar school gaan
De pauzes
De schooltijden
De koffie, thee en lunch-snack
Kunst, Engels en wiskunde
Vakanties

Slide 10 - Poll

Waar bevind jij je nu?

Slide 11 - Mind map

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 12 - Slide

Maak de zin af:
Het is bijna eind van de lesdag, dan kan ik ....................
naar huis.

Slide 13 - Open question

Ik ben heel.....................over mijn nieuwe school.

Slide 14 - Open question

Mijn broertje weet precies wat hij wil .................. : hij wordt een beroemde acteur.

Slide 15 - Open question

Wanneer is het nu ...................weekend?
Het duurt zo lang voordat ik weer kan uitslapen!

Slide 16 - Open question

Als ik op een kaart kijk, weet niet altijd waar ik mij .............

Slide 17 - Open question

.......... ............... van deze opdracht is : oefenen met de nieuwe woorden.

Slide 18 - Open question

Zinnen maken

Maak zinnen met de woorden.
Regels:
- denk aan de leestekens en hoofdletters;
- je schrijft minimaal 3 zinnen

Slide 19 - Slide

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met één van de woorden:
wennen aan
leiden naar/ertoe
de partij
uiteindelijk 
eindelijk

Slide 20 - Slide