H1.3 Getallen op een rij

Wat is consumeren?
A
producten kopen.
B
Je behoefte vervullen door iets te kopen.
C
Een verzekering afsluiten.
D
Een sprookje vertellen.
1 / 29
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat is consumeren?
A
producten kopen.
B
Je behoefte vervullen door iets te kopen.
C
Een verzekering afsluiten.
D
Een sprookje vertellen.

Slide 1 - Quiz

Zet 45% om naar komma getal
A
0,45
B
4,5
C
45
D
0,05

Slide 2 - Quiz

Er is 30% korting. De broek was eerst 60 euro. Hoeveel korting krijg je?
A
30 euro
B
5 euro
C
18 euro
D
21 euro

Slide 3 - Quiz

Je krijgt 10% korting. De TV kostte 500 euro. Hoeveel kost de TV na de korting?
A
400 euro
B
450 euro
C
300 euro
D
250 euro

Slide 4 - Quiz

Wat is een huurhuis voor een behoefte?
A
Basisbehoeften
B
Overige behoeften

Slide 5 - Quiz

Reisbureau Atlantis levert
A
Goederen
B
Diensten
C
Goederen en diensten

Slide 6 - Quiz

Is hier sprake van zelfvoorziening?
Je gaat zelf naar de winkel om boodschappen te doen voor je moeder.
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Iedereen boven de 12 jaar is bijna altijd een consument.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Hans gaat boodschappen doen en koopt vier artikelen. Een van €2,00 €3,00 €1,50 en €1,50. Wat kost een artikel gemiddeld?
A
€2,00
B
€2,17
C
€1,63
D
€1,30

Slide 9 - Quiz

Afronden op één cijfer achter de komma.
5,579 wordt ...
A
5,5
B
5,6
C
5,55
D
5,7

Slide 10 - Quiz

Afronden op twee cijfers achter de komma.
4,5799 wordt ...
A
4,57
B
4,59
C
4,56
D
4,58

Slide 11 - Quiz

Afronden op hele getallen.
15,49 wordt ...
A
16
B
15
C
15,5
D
15,4

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste berekening

€28,76 per maand naar per jaar
A
€28,76 x 12 = €345,12
B
€28,76 x 52 = €1495
C
€28,76 x 52 : 12 =€124,63

Slide 13 - Quiz

Kies de juiste berekening

€7,50 per week naar per jaar
A
€7,50 x 12 = €90
B
€7,50 x 52 : 12 = €32,50
C
€7,50 x 52 = €390

Slide 14 - Quiz

Kies de juiste berekening

€13 per maand naar per week
A
€13 : 4 = €3,25
B
€13 x 12 : 52 = €3
C
€13 :30 = €0,43

Slide 15 - Quiz

Kies de juiste berekening

€11,70 per maand naar per week
A
€11,70 x 12 : 52 = €2,70
B
€11,70 x 12 = €140,40
C
€11,70 : 4 = €2,93

Slide 16 - Quiz

Kies de juiste berekening

€4,50 per week naar per maand
A
€4,50 x 4 = €18
B
€4,50 x 30 = €135
C
€4,50 x 52 : 12 = €19,50

Slide 17 - Quiz

Hieronder zie je een tabel, elk rood vak heeft een benaming.
Sleep het juiste begrip op de juiste plaats 
per week
per maand
per jaar  
Sem
€5,25
€22,75
€273
Indra
€8,40
€36,40
€436,80
Tom
€3,60
€15,60
€187,20
Zakgeldontvangsten per periode *
* Indra is 15 jaar oud en krijgt daardoor meer zakgeld 
Kolom
Rij
Titel
Toelichting

Slide 18 - Drag question

Als het aan de kat lag, dan kocht ze...
A
Whiskas
B
een BMW
C
Kitkat
D
RedBull

Slide 19 - Quiz

... geeft je vleugels
A
Coca Cola
B
Fanta
C
Red Bull
D
KitKat

Slide 20 - Quiz

Retteketet, naar...
A
Fred kroket
B
Beter bed
C
Speelpret
D
Het gemeenteloket

Slide 21 - Quiz

Steeds verrassend, altijd voordelig!
A
C&A
B
Hema
C
Kruidvat
D
Etos

Slide 22 - Quiz

Wie is er niet groot mee geworden?
A
Nutella
B
Blue Band
C
Venz hagelslag
D
Calvé Pindakaas

Slide 23 - Quiz

I'm loving it!
A
McDonalds
B
M&M
C
Burger King
D
KFC

Slide 24 - Quiz

“Zo lekker, het zou verboden moeten worden!”
A
Autodrop
B
Engelse drop
C
Trekdrop
D
Drop shot

Slide 25 - Quiz

Ik ben toch niet gek?
A
Action
B
Dekamarkt
C
Mediamarkt
D
BigBazar

Slide 26 - Quiz

Ik heb nog zo gezegd: geen bommetje!
A
Campina
B
Melkunie
C
Friesche vlag
D
Melkan

Slide 27 - Quiz

Dat zouden meer mensen moeten doen!
A
Cup-a-soup
B
Fit For Free
C
Belastingdienst
D
Zeeman

Slide 28 - Quiz

Dat zeg ik:
A
Gamma
B
Aldi
C
Hema
D
Deka

Slide 29 - Quiz