2ha Grammatica Zinsdelen - H4

Grammatica
  • pak alvast je gemaakte huiswerk (opdr 4 blz 89)
  • Log in op LessonUp
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica
  • pak alvast je gemaakte huiswerk (opdr 4 blz 89)
  • Log in op LessonUp

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je weet het verschil tussen een werkwoordelijk en een naamwoordelijk gezegde.
  • Je weet wat een bijvoeglijke bepaling is.
  • Je kunt een bijvoeglijke bepaling in een zin herkennen.

Slide 2 - Slide

Stappenplan zinsdelen


Ga je zinsdelen benoemen? Werk altijd in deze volgorde:

1. Benoem de pv
Zet een streep onder de pv
2. Verdeel de zin in zinsdelen
Zet strepen tussen de zinsdelen
3. Benoem het gezegde: wg of ng?
Zet 'wg' of 'ng' boven het gezegde
4. Benoem het onderwerp
Zet 'o' boven het onderwerp
5. Benoem het lijdend voorwerp
Zet 'lv' boven het lijdend voorwerp
6. Benoem het meewerkend voorwerp
Zet 'mv' boven het meewerkend voorwerp
7. Benoem de bijwoordelijke bepalingen
Zet 'bwb' boven de bijwoordelijke bepaling

Slide 3 - Slide

Die kapotte voetbalschoenen lopen nog altijd prima. 
Benoem het zinsdeel 'die kapotte voetbalschoenen'
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)

Slide 4 - Drag question

Waarom geef je die oude sportschoenen aan je buurjongen?
Benoem het zinsdeel 'oude sportschoenen'
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)

Slide 5 - Drag question

Mijn oom heeft afgelopen zondag 30 kilometer hardgelopen.
Benoem het zinsdeel 'heeft hardgelopen'
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)

Slide 6 - Drag question

Zij is directeur van dit bedrijf geworden.
Benoem het zinsdeel 'is directeur geworden'
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Onderwerp (ow)
naamwoordelijk gezegde (wg)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)

Slide 7 - Drag question

Geef jij je neefje ook een stukje taart?
Benoem het zinsdeel je neefje'
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Onderwerp (ow)
naamwoordelijk gezegde (wg)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)

Slide 8 - Drag question

Tijdens de vakantie is iedereen vast en zeker zeer vrolijk. 
Benoem het zinsdeel 'tijdens de vakantie'
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)

Slide 9 - Drag question

Alles bij elkaar. Ontleed de zin: pv t/m bwb

In onze wijk wordt vanavond
het oud papier opgehaald.
timer
2:00

Slide 10 - Open question

Antwoord vorige vraag 
/ In onze wijk / wordt / vanavond / het oud papier / opgehaald. /

pv = wordt
ow = het oud papier
wg = wordt opgehaald (geen ng dus)
lv = x
mv = x
bwb (plaats) = in onze wijk
bwb (tijd) = vanavond

Slide 11 - Slide

Grammatica woordsoorten H3
werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?


blz. 88-89

Slide 12 - Slide

Verschil tussen wg en ng
Het werkwoordelijk gezegde (wg) zegt wat iemand of iets doet. Het naamwoordelijk gezegde (ng) zegt wat iemand of iets is of wordt. Dat is het verschil.
Het naamwoordelijk gezegde bevat een koppelwerkwoord, een werkwoordelijk deel en een [naamwoordelijk deel]. Het geeft een kenmerk of eigenschap van iemand of iets.

Slide 13 - Slide

Met dit stappenplan bepaal je of er een werkwoordelijk gezegde is of een naamwoordelijk gezegde

Slide 14 - Slide

wg of ng?
Mijn broertje heeft voor het eerst in zijn leven een marathon gelopen.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 15 - Quiz

wg of ng?
Alinda is Olympisch kampioen op de 1000 meter schaatsen geworden.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 16 - Quiz

Huiswerk bespreken
Opdracht 4 op blz 89

Slide 17 - Slide

Grammatica H4
bijvoeglijke bepaling

Slide 18 - Slide

De bijvoeglijke bepaling (bvb)
  • De bijvoeglijke bepaling is GEEN zinsdeel, maar een deel van een andere zinsdeel.

  • De bijvoeglijke bepaling zegt iets over het zelfstandig naamwoord in een zinsdeel.

  •  De bijvoeglijke bepaling kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan.


Slide 19 - Slide

Bijvoeglijke bepaling

De bijvoeglijke bepaling is geen apart zinsdeel! Het zegt iets over de kern van het zinsdeel


Slide 20 - Slide

Stappenplan zinsontleding
1. persoonsvorm
2. verdeel de zin in zinsdelen
3. gezegde
4. onderwerp
5. lijdend voorwerp
6. meewerkend voorwerp
7. voorzetselvoorwerp
8. bijwoordelijke bepaling
9. bijvoeglijke bepaling

Slide 21 - Slide

Stappenplan bijvoeglijke bepaling
1. Noteer alle zinsdelen.
2. Zoek van elk zinsdeel het belangrijkste woord (de kern) en bepaal de woordsoort.
3. Als de kern een zelfstandig naamwoord is (mens, dier, ding of plant), noteer dan de woorden die extra informatie geven over de kern, dat zjin bijvoeglijke bepalingen.
* De trage verdediger van Liverpool heeft tot mijn grote verbazing een mooi doelpunt gemaakt.

Slide 22 - Slide

Een voorbeeld
De mooie tuin van de buurman wordt onderhouden.

De mooie tuin van de buurman = onderwerp
tuin = kern
mooie= bijvoeglijke bepaling bij tuin
van de buurman= bijvoeglijke bepaling bij tuin

Slide 23 - Slide

Voorbeelden
Die mooie bungalow | staat | al een jaar | te koop.

'Die mooie' is een bijvoeglijke bepaling bij 'bungalow'.

Het huis op de hoek | wordt | afgebroken.

'op de hoek' is een bijvoeglijke bepaling bij 'het huis'.

Slide 24 - Slide

Voorbeeld
De nieuwe speler| is |in onze wijk| komen wonen.

nieuwe = bijvoeglijke bepaling bij speler (welke/wat voor speler?)
onze = bijvoeglijke bepaling bij wijk (welke/wat voor wijk?)
Bij een zelfstandig naamwoord kan meer dan één bijvoeglijke bepaling staan.

Slide 25 - Slide

Noteer alle bijvoeglijke bepalingen.

Het vliegtuig landt op de grote luchthaven.

Slide 26 - Open question

Noteer alle bijvoeglijke bepalingen.

Het paarse vliegtuig landt op de gigantische luchthaven in Sydney.

Slide 27 - Open question

Slide 28 - Video

Maken
Grammatica zinsdelen H4
Online opdrachten

ZS

Slide 29 - Slide

Lesdoelen
  • Je weet het verschil tussen een werkwoordelijk en een naamwoordelijk gezegde.
  • Je weet wat een bijvoeglijke bepaling is.
  • Je kunt een bijvoeglijke bepaling in een zin herkennen.

Slide 30 - Slide