This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
WELKOM!
Ga rustig op je plek zitten.
Spullen op tafel. Laptop dicht.
Zet je tas op de grond.
Pak je leesboek en ga lezen.
timer
5:00
Slide 1 - Slide
lesdoelen
tijd over: zelf werken
afsluiten: wat heb je geleerd?
uitleg en check
volgende keer
Slide 2 - Slide
Zelf werken
> Bestudeer de begrippen blok 1-6.
> Waar? uitgedeeld materiaal vorige les of: Teams/bestanden/lesmateriaal/Begrippen blok 1-6.
timer
10:00
Slide 3 - Slide
Doelen
Ik weet hoe een schrijver tijd kan gebruiken om spanning te creëren in een verhaal
Ik kan versnelling, vertraging, flashbacks en flashforwards herkennen in een verhaal en dit zelf toepassen.
Slide 4 - Slide
chronologisch - niet-chronologisch
Een verhaal noem je chronologisch als de gebeurtenissen in een verhaal worden verteld in de volgorde waarin ze ook hebben plaatsgevonden.
Voorbeeld: Dagboek van Anne Frank
Een verhaal isniet-chronologischals de schrijver midden in een verhaal begint. de lezer komt er pas langzaam achter wat er gebeurt is.
Voorbeeld: boeken van Mel Wallis de Vries
Slide 5 - Slide
vertelde tijd - verteltijd
Vertelde tijd de tijdsperiode van een verhaal (bijvoorbeeld: twee minuten - twee jaar).
Verteltijd Elk verhaal heeft een bepaalde lengte: woorden, zinnen, bladzijden (150 woorden, 2 minuten leestijd).
Slide 6 - Slide
versnelling - vertraging
Een verhaal kan versneld worden door een sprong te maken in de tijd. Opeens is de tijd in het verhaal twee jaar verder, in de volgende alinea of op de volgende bladzijde.
Een verhaal kan vertraagd worden door een bepaalde scene lang te laten duren. Alles wordt dan heel uitgebreid beschreven.
Slide 7 - Slide
flashforward - flashback
flashforwardook wel vooruitwijzing genoemd. De lezer krijgt een tip over wat er verderop in het verhaal gebeurt.
flashback wanneer een personages terugkijkt in de tijd (terugblik). Dit kan uitgebreid zijn, maar ook in een paar regels gebeuren.
LET OP: in beide gevallen wordt de chronologie van het verhaal onderbroken.
wat is chronologie?
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
In deze scene is gebruik gemaakt van
A
flashforward
B
versnelling
C
vertraging
D
flashback
Slide 10 - Quiz
Ze zou ’s avonds weglopen. Ze hoefde alleen nog maar de rest van de dag door te komen.
Is hier sprake van:
A
flashback
B
tijdversnelling
C
vertraging
D
flashforward
Slide 11 - Quiz
Het viel niet op dat Anna niet kwam ontbijten. In de avond zou ze weglopen. Om 12 uur klom ze uit haar bed, douchte lang en sloop naar beneden.
Hier is sprake van:
A
flashback
B
tijdversnelling
C
tijdvertraging
D
flashforward
Slide 12 - Quiz
Een jongen springt zonder te betalen over het hek bij de toegangspoort van het honkbalstadion van de New York Giants, terwijl suppoosten hem achtervolgen.
Slide 13 - Slide
In dit (stukje van een) verhaal is gebruikgemaakt van....
A
flashforward
B
tijdversnelling
C
tijdvertraging
D
flashback
Slide 14 - Quiz
Wat moet je weten?
Hoe gebruik je tijd om een verhaal spannend te maken?
Je herkent versnelling, vertraging, flashback en flashforward in een verhaal.
Slide 15 - Slide
Volgende keer
- laatste theorie: blok 6
- bestuderen alle begrippen fictie en vragen stellen