Student Iyed- formuleren: verwijswoorden

Instructie
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 65 min

Items in this lesson

Instructie

Slide 1 - Slide

Hoe vul je de zin correct aan?
  • Toen de leerlingen terugkeerden van hun buitenlandse reis, wachtten de ouders ... op.
  • De film, .... genomineerd was voor een prijs, is in Letland opgenomen.
  • Ik ga elk jaar op reis, ... ik heel leuk vind.


Slide 2 - Slide

Verwijswoorden
  • Verwijzen terug naar eerder genoemde woord(en) (= antecedent): 
  • Als het zn mannelijk is: hij (hem, zijn, deze, die) 
  • Als het vrouwelijk is: zij (ze, haar, deze, die)
  • Onzijdig: het (zijn, dit, dat)
  • Meervoud: zij (hun, hen, deze, die). (Ik zie hen; ik geef het hun, ik geef het aan hen)


Slide 3 - Slide

Verwijswoorden

  • Let op woordgeslacht! bestuur (onz.); leiding (vr.)
  • 'wat' verwijst naar 'dat', 'datgene', 'alles', 'niets', overtreff. trap of hele zin (het leukste wat...; alles wat....)

  • Verwijzen met voorzetsel: 'van wie', 'over wie' bij personen; 'waarvan', 'daarover' bij dingen

Slide 4 - Slide

Welk verwijswoord?
  • Toen dit bedrijf winst ging maken, gaf .... een bonus aan .... werknemers.
  • De reis  naar Barcelona met onze klas ging niet door, ... we heel jammer vonden.

  • Alles ..... je gekocht hebt, kun je nog ruilen.  

Slide 5 - Slide

Waar zit de fout? 
  • Het bestuur stuurde haar leden een brandbrief.
  • Het spannendste boek wat ze ooit gelezen heeft, is De dag van de Jakhals. 
  • De leerling waarover ik je vertelde, is ziek geworden.
  • Het meisje die geselecteerd werd voor de finale, heeft afgezegd.

Slide 6 - Slide

Verwijswoord controleren op
  • geslacht (mannelijk, vrouwelijk, onzijdig)
  • functie (lijd. vw; meew. vw) 
  • persoon of ding

Zie theorie 'fouten met verwijswoorden' p. 66. 
Meer uitleg over verwijswoorden op pag. 62.

Slide 7 - Slide

Zelfstandig werken 
1. Huiswerk  zelf nakijken 
2. Maken opdr. 3 pag. 63 (lees theorie!)
3. Maken opdr. 1, 3, 5 pag. 67 (lees theorie!)


timer
15:00

Slide 8 - Slide

Quiz samentrekkingen en verwijswoorden

In groepjes van vier.
Doel: winnen :)

Slide 9 - Slide

Alex' ouders hebben een dure auto, maar hij alleen een fiets.

A
samentrekking klopt
B
samentrekking klopt niet

Slide 10 - Quiz

Hij is een prima hockeyer en wint elke wedstrijd.

A
samentrekking klopt
B
samentrekking klopt niet

Slide 11 - Quiz

Zij speelt met poppen en
met vuur.

A
samentrekking klopt
B
samentrekking klopt niet
C
Of dit klopt, ligt aan de context

Slide 12 - Quiz

Het meisje....ik zag, had de allernieuwste iPhone
A
wat
B
dat
C
die

Slide 13 - Quiz

De agent ... zoveel klachten waren, is ontslagen
A
over wie
B
waarover
C
die

Slide 14 - Quiz

De bibliotheek had ... leden de nieuwe tarieven doorgegeven.
A
zijn
B
haar

Slide 15 - Quiz

Als je dit formulier hebt ingevuld, moet je ... terugsturen.
A
hem
B
het

Slide 16 - Quiz

Geef je ... nu echt gelijk?
A
hun
B
hen

Slide 17 - Quiz

Leerdoel gehaald?
Hoe check je of een verwijzing klopt? 



Slide 18 - Slide