This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
der = mannelijk (m)
die = vrouwelijk (v)
das = onzijdig (o)
die = meervoud (mv)
der
mannelijke personen
mannelijke dieren
mannelijke beroepen
dagen
maanden
dagdelen
jaargetijden
die
vrouwelijke personen
vrouwelijke dieren
vrouwelijke beroepen
woorden die eindigen op:
-schaft/ -eit/-ung/-e
die Reise
die Erinnerung
das
veel 'het'-woorden in het Nederlands
het huis - das Haus
verkleinwoorden (-chen) en
(-lein)
das Kindchen
das Mädchen
woorden in het meervoud
der Hund- die Hunde
das Kind- die Kinder