What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
VMBO-KGT Year 1: Unit 1
Welcome!
Unit 1.2
1 / 52
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 1
This lesson contains
52 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welcome!
Unit 1.2
Slide 1 - Slide
Do exercise 2 on page 12!
Zet het juiste woord achter de omschrijving die erbij hoort!
Slide 2 - Slide
TIP! Lees eerst de vragen.
page 12
Slide 3 - Slide
Let's do exercise 3 & 4 together!
Page 13!
Slide 4 - Slide
Do exercise 5 on page 14!
Lees de tekst, zet de dikgedrukte woorden uit de tekst op de juiste plaats in het schema.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Persoonlijke voornaamwoorden zijn..
A
I, you, he/she/it, we, they, you
B
My, mine, yours, theirs
C
What, who, where, when, why
Slide 7 - Quiz
"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
John
A
he
B
we
C
you
D
she
Slide 8 - Quiz
"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog
A
he
B
it
C
you
D
I
Slide 9 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoord:
... like school. (ik)
A
i
B
I
C
you
D
we
Slide 10 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoord:
... is from Curacao. (zij)
A
she
B
they
C
he
D
we
Slide 11 - Quiz
Do exercise 6 on page 14.
Slide 12 - Slide
Let's do exercise 7 & 8 together!
Page 15
Slide 13 - Slide
Bezittelijk voornaamwoord
Slide 14 - Slide
Bezittelijke voornaamwoorden
Wat doen bezittelijke voornaamwoorden?
Slide 15 - Slide
Grammar: possesive pronouns (bezittelijke voornaamwoorden)
Je gebruikt bezittelijke voornaamwoorden om aan te geven van wie iets is. Een bezittelijk voornaamwoord staat voor een zelfstandig naamwoord.
Slide 16 - Slide
Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
Wat is een bezittelijk voornaamwoord ?
Slide 17 - Slide
Bezittelijk voornaamwoord:
That are ........ dogs.
A
They
B
Theirs
C
Their
D
Theys
Slide 18 - Quiz
Bezittelijke voornaamwoorden
That is ............book .
A
my
B
mine
Slide 19 - Quiz
Bezittelijke voornaamwoorden
Here is ...... bike .
A
your
B
yours
C
of yours
Slide 20 - Quiz
Wat is het Engelse bezittelijke voornaamwoord voor 'mijn'
A
my
B
her
C
our
D
their
Slide 21 - Quiz
Wat is geen bezittelijk voornaamwoord?
A
you
B
my
C
his
D
our
Slide 22 - Quiz
Bezittelijk voornaamwoord:
'That is ...... car' (mijn)
Slide 23 - Open question
Bezittelijke voornaamwoord
This is ……… ( zijn ) painting.
Slide 24 - Open question
Do exercise 9, 10 & 11 on page 15/16!
Good luck!
Slide 25 - Slide
Unit 1.4
Good luck!
Slide 26 - Slide
Do exercise 1 & 2 on page 25/26!
Slide 27 - Slide
Let's read together!
Do exercise 3.
Done? -> try exercise 4!
Slide 28 - Slide
werkwoord
'zijn'
verb
'to be'
'To be'
Ik
ben
Jij
bent
zij
is
Hij
is
Het
is
Wij
zijn
Jullie
zijn
Zij
zijn
I
am
I'm
You
are
You're
She
is
She's
He
is
He's
It
is
It's
We
are
We're
You
are
You're
They
are
They're
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
To be: ... happy to be here
A
There
B
Their
C
They're
Slide 31 - Quiz
To be: You _____ (to be)hungry
A
was
B
to be
C
are
D
is
Slide 32 - Quiz
I ____ happy to be here. (to be)
A
are
B
am
C
is
Slide 33 - Quiz
To be:
You _____ (to be)very clever.
A
was
B
to be
C
are
D
is
Slide 34 - Quiz
Use 'to be going to'
(be) I ........ sorry.
Slide 35 - Open question
Maak de ontkenning met 'to be':
She ...... (to be) happy.
Slide 36 - Open question
Do exercise 6 & 7 on page 28!
Good luck!
Slide 37 - Slide
Let's read together! (page 30)
Do exercise 10 on page 30!
Slide 38 - Slide
Unit 1.5
Slide 39 - Slide
Do exercise 1, 2 & 3 on page 33!
Good luck!
Slide 40 - Slide
Let's read the text together!
Fill in exercise 5, 6 & 7 on page 35/36.
Slide 41 - Slide
'zijn'
vragend
Ben ik?
Ben jij?
Is zij/hij/het?
Zijn wij?
Zijn jullie?
Zijn zij?
Am
I?
Are
you?
Is
she/he/it?
Are
we?
Are
you?
Are
they?
'to be'
question
Slide 42 - Slide
Make a question
....... a teacher? (He - to be)
A
He is
B
Is he
C
are he
Slide 43 - Quiz
Make a question
....... twins? (They - to be)
A
Are they
B
They are
Slide 44 - Quiz
......... her name Savannah? (to be, question)
Slide 45 - Open question
Let's mix it up!
Vragend, ontkennend en bevestigend.
Slide 46 - Slide
Use the correct form of 'to be':
He ...(to be) late.
Slide 47 - Open question
Maak de ontkenning met 'to be':
they ...... (to be) very helpful.
Slide 48 - Open question
(to be) - question
Where ..... I?
A
am
B
are
C
is
Slide 49 - Quiz
Vul de juiste vorm van to be in ( +/-/?)
she / to be/ hungry /?
Slide 50 - Open question
Vul de juiste vorm van to be in ( +/-/?)
you / to be/ from Sweden /.
Slide 51 - Open question
Do exercise 8 & 9 on page 37!
Slide 52 - Slide
More lessons like this
Possessive pronouns
September 2023
- Lesson with
13 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 2
1 havo dinsdag (21-09-2021)
September 2021
- Lesson with
17 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
VMBO-KGT Year 1: Unit 2
September 2024
- Lesson with
50 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 1
Lesson 11 - Homework; reading & possessive adjectives and pronouns
September 2024
- Lesson with
24 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
2K. CH1. I Grammar - Past simple questions and negations
November 2022
- Lesson with
21 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
M2B_unit1_irrverbs_perspronouns_19102018
October 2018
- Lesson with
10 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Ch2 CW + lesson 2
August 2024
- Lesson with
12 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
1d_unit 1_lesson 4_1
October 2021
- Lesson with
10 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1