Grammatica 5.3 Tekens bij woorden

Grammatica 5.3 

tekens bij woorden
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica 5.3 

tekens bij woorden

Slide 1 - Slide

Doel
Je gebruikt apostrofs, trema’s, accenten en weglatingsstreepjes correct.

Slide 2 - Slide

Welke (spellings)tekens?
apostrof:                                      '
trema:                        ë, ï, ü     
accent aigu:          (wind mee) é
accent grave:                                   è
circumflex (dakje):                                   ê
weglatingsstreepje:                                   -


Slide 3 - Slide

Oefenen op het toetsenbord, probeer
uit: ' ä é è ê -

Slide 4 - Open question

De apostrof: '
  • gebruik je bij meervoud en bezit, als je het woord anders verkeerd zou uitspreken.
 taxi’s, drama’s, baby’tje



  • om bezit aan te geven na een s-klank, z-klank of x-klank.
 Lex’ vader, Annelies’ tas

  • gebruik je bij weglating.
 ‘s avonds, 's-Hertogenbosch



  • bij afkortingen, cijfer- en letterwoorden.
 mbo’er, A4’tje, sms’en

Slide 5 - Slide

Welk woord is juist gespeld?
A
vmboër
B
vmbo'er
C
vmbo-er
D
vmboer

Slide 6 - Quiz

Trema  
  • Aangeven dat er bij die letter een nieuwe klank begint.                                       financiële, egoïstisch, reünie
  • Ook trema bij samengestelde telwoorden: drieëntwintig

  • Geen treme bij:
  • woorden die uit een andere taal overgenomen zijn, waar al geen trema gebruikt wordt:
    museum, elektricien
  • Als de uitspraak goed is zonder trema: draaiing, verfraaiing, financieel

Slide 7 - Slide

Goed gespeld
Fout gespeld
opticien
tweeenvijftig
beëindigen
geupload 

Slide 8 - Drag question

Wel of geen extra e?
Categorie bacteriën en calorieën


Een woord dat eindigt op –ie, wordt in het meervoud –iën of –ieën. De extra -e- wordt toegevoegd als de klemtoon op de laatste lettergreep valt.



calorieën
categorieën
bacteriën

Slide 9 - Slide

Welk woord is goed gespeld?
A
financiën
B
financien
C
financieen
D
financieën

Slide 10 - Quiz

Het accent
  • om aan te geven of je de klank kort of lang uitspreekt
 café, logé, enquête, scène, hé, hè



  • om klemtoon aan te geven (accent naar rechts).
 Ik denk dat we dat juist wél moeten doen.

Slide 11 - Slide

Het weglatingsstreepje
  • gebruik je om aan te geven dat je een deel van het woord weglaat.
    voor- en nadelen, ochtend- en middagpauze, klein- en achterkleinkinderen


Slide 12 - Slide

Nog even herhalen:
wat schrijf je met hoofdletter?

Slide 13 - Mind map

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Aan de slag:
Oefentoets HS 5 (GRAM)
of
Portfolio (opdrachten van HS 5.1, 5.2 en 5.3)
timer
20:00

Slide 17 - Slide