Tijdens de volksverhuizingen plunderden Germaanse volken steden in het West-Romeinse Rijk: onveilig.
Op de wegen tussen de steden was het ook niet veilig: oorlogen en rondzwervende rovers.
Wegen werden niet meer onderhouden: handel verdween.
Veel mensen vertrokken naar het platteland: veiliger en meer voedsel.
Slide 3 - Slide
Platteland
Om veilig op het platteland te kunnen wonen, zochten veel kleine boeren bescherming bij een grotere boer in de buurt.
In ruil voor die bescherming moesten de kleine boeren hun grond afstaan aan de machtige boer.
Zo kregen sommige boeren veel grond in bezit: ze werden heer van een domein.
De boeren werden horigen.
Slide 4 - Slide
Domein
Bestond uit:
(versterkte) boerderij van de heer
huizen van boeren
een kerk
landbouwgrond
bossen
soms een werkplaats of een molen
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Domein
2 delen:
Een deel van de grond gebruikte de heer zelf.
Op het andere deel woonden boeren die in dienst waren van de heer: horigen.
Slide 7 - Slide
Horigen
Waren niet vrij.
Mochten niet zonder toestemming van de heer van het domein af.
Pacht betalen voor gebruik van het land.
herendiensten verrichten.
Slide 8 - Slide
Herendiensten
Een of twee dagen per week op het land van de heer werken, bijv. ploegen.
Hoeve van de heer onderhouden, bijv. hek repareren.
Slide 9 - Slide
Hofstelsel
Dit hele stelsel van heren, horigen en herendiensten noemen we het hofstelsel.
Alles draaide om het hof (de hoeve) van de heer.
Slide 10 - Slide
Vrije boeren
Niet alle boeren waren horigen geworden. Sommige boeren waren nog vrij. Zij hadden eigen grond. Als vrije boer moest je verplicht meevechten in het leger van de koning. De wapens moest jezelf betalen.
Slide 11 - Slide
Voorrechten
Rechten die een ander niet heeft. Heren hadden voorrechten. Zij hoefden een belasting betalen aan de kerk. En beslisten of een horige mocht trouwen/ domein mocht verlaten.
Slide 12 - Slide
Vraag van de paragraaf
Hoe zag het leven op het platteland eruit?
Slide 13 - Slide
Huiswerk
Lezen paragraaf 3.3 Leven op het platteland bladzijdes 57 t/m 59
Maken in je digitale Memo-werkboek van paragraaf 3.3 vraag 3 t/m 8