4H - BIO - Herhaling 4.4 + uitleg 4.5

Herhaling 4.4 + 4.5
Uitleg 4.6

4 HAVO
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling 4.4 + 4.5
Uitleg 4.6

4 HAVO

Slide 1 - Slide

Deze les
  1. Herhalen 4.4 en 4.5
  2. Uitleg 4.6

Slide 2 - Slide

Leerdoelen (bs 4 en 5)
Je kunt...
...uitleggen wat de neodarwinistische evolutietheorie inhoudt.
...enkele onderzoeksmethoden naar verwantschap opnoemen.
...verschillen en overeenkomsten tussen organen en orgaanstelsel van de mens en van verschillende diersoorten herkennen.
...een stamboom aflezen en construeren.

Slide 3 - Slide

Wat is evolutie?
A
het veranderen van gedaante bij een organisme
B
ontwikkeling die een organisme tijdens zijn leven doormaakt
C
het ontstaan, veranderen en/of verdwijnen van soorten
D
het groter worden van een populatie

Slide 4 - Quiz

Wat is geen onderdeel van de evolutietheorie?
A
veranderingen in genotype
B
Natuurlijke selectie
C
Ontstaan van nieuwe soorten
D
Verandering in fenotype

Slide 5 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van het evolueren van een soort?
A
Giraffen hebben door de eeuwen heen een langere nek gekregen
B
ijsberen hebben steeds lichtere vacht gekregen
C
kikkers zijn vanuit eitjes in kikkervisjes veranderd
D
berkenspanners (vlinders) hebben donkere vleugels gekregen

Slide 6 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met "Survival of the fittest"?
A
De best aangepaste organismen overleven
B
Als je te weinig sport ga je dood
C
De snelste organismen overleven
D
De best aangepaste organismen overleven en planten zich voort.

Slide 7 - Quiz

Wat is de goede volgorde van evolutie?
A
Survival of the fittest, natuurlijke selectie, genetische variatie, overerving goede eigenschappen
B
Genetische variatie, natuurlijke selectie, survival of the fittest, overerving goede eigenschappen
C
Natuurlijke selectie, genetische variatie, survival of the fittest, overerving goede eigenschappen
D
Genetische variatie, survival of the fittest, natuurlijke selectie, overerving goede eigenschappen

Slide 8 - Quiz

4. deze organen hebben hetzelfde bouwplan
A
rudimentaire organen
B
homologe organen
C
analoge organen
D
recessieve organen

Slide 9 - Quiz

Homologe organen 
(zelfde oorsprong, verschillende functie/vorm)
-> duidt op verwantschap van organismen

Slide 10 - Slide

Analoge 
(verschillende oorsprong, zelfde functie/vorm)
-> duidt niet op verwantschap van organismen 

Slide 11 - Slide

Rudimentaire organen = organen die geen functie meer vervullen.
Door aanpassingen in milieu kunnen organen hun functie verliezen.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat verschillende soorten organismen een gemeenschappelijke voorouder hebben.

Slide 12 - Slide

Organen die hun functie zijn verloren noemen we?
A
Homologe organen
B
Analoge organen
C
Rudimentaire organen

Slide 13 - Quiz

Hoe noem je versteende afdrukken van organismen?
A
Rudimentair
B
Fossielen
C
Analoge gesteenten

Slide 14 - Quiz

De armen van de mens en de voorvin van een walvis hebben hetzelfde bouwplan. Het zijn ...
A
analoge organen
B
homologe organen
C
rudimentaire organen

Slide 15 - Quiz

Welke van de volgende
cladogrammen (stambomen) geeft weer dat de chimpansee meer verwant is met de mens
dan met de gorilla?
A
stamboom 1
B
stamboom 2
C
stamboom 3
D
geen van deze stambomen

Slide 16 - Quiz



Basisstof 6

Evolutie in populaties

Slide 17 - Slide

Deze les
Uitleg bs 6 + bespreken opdrachten

Morgen: PO2
Zorg dat je alle materialen bij de hand hebt!

Slide 18 - Slide

Nakijken bs 6

Slide 19 - Slide

Leerdoelen
Na deze basisstof kun/ken je:
  • benoemen wat een soort en wat een populatie is.
  • beschrijven hoe de genetische eigenschappen van een populatie kunnen veranderen.

Slide 20 - Slide

Soort versus populatie
Soort:
individuen kunnen onderling voortplanten (op natuurlijke wijze) en zo vruchtbare nakomelingen krijgen.

Slide 21 - Slide

Soort versus populatie
Soort:
soms zijn er twijfelgevallen.

Bijv. een deel van de nakomelingen is vruchtbaar.

Of fysiek is paren eigenlijk niet mogelijk.

Slide 22 - Slide

Soort versus populatie
Populatie:
groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied.

Gebied is begrensd met natuurlijke grenzen. Bijv. rivier.
Kolonie Jan van Genten op afgelegen rots in zee.

Slide 23 - Slide

Genenpool
Binnen een populatie zit een bepaalde hoeveelheid genen.

Al die genen binnen een populatie samen noem je de genenpool.

Grotere populatie: grotere genenpool
Kleine populatie: kleinere genenpool

--> Binnen een populatie kleine verschillen in fenotype



Slide 24 - Slide

Genenpool:
alle genen van de individuen in een populatie.

Hierdoor bevat een populatie dus ook verschillende allelen van die genen.

-> bepalen allelfrequentie 
= hoe vaak een allel in een populatie voorkomt.

Verschillende haarkleuren.
Alleen roodharige mensen.

Slide 25 - Slide

Allelfrequenties
Constant:
er treedt géén selectiedruk op door een van de allelen. De allelfrequenties blijven gelijk.
Bijv.: bloedgroepen.

Veranderend:
De allelfrequenties veranderen. Dit kan doordat een allel de overlevingskans verkleint. 
Of een kenmerk geeft voordeel bij voortplanting (= seksuele selectie).

Hoe langer de staart hoe aantrekkelijker voor een vrouwtje.

Slide 26 - Slide

Genetic drift:
=het verschijnsel dat in kleine populaties door toeval grote verschuivingen in allelfrequenties kunnen optreden. 


Bijv. door scheiding populatie door bosbrand. 

Slide 27 - Slide

Genetic drift:
- Mutatie is vaak recessief
-  Kleine kans dat het tot uiting komt in het fenotype
- Bij een kleine populatie is de kans groter dat een bepaalde eigenschap tot uiting komt groter (door bijv. inteelt).

Slide 28 - Slide

Een populatie is....
A
een groep organismen van hetzelfde soort.
B
groep organismen van verschillende soorten in een bepaald gebied.
C
een groep organismen van hetzelfde soort in een begrensd gebied.
D
een individu van één soort.

Slide 29 - Quiz

Een rat en muis
behoren tot dezelfde
soort.
A
nee
B
ja

Slide 30 - Quiz

De groene kikker en de
boomkikker behoren
tot hetzelfde soort.
A
nee
B
ja

Slide 31 - Quiz

Bij genetic drift wordt de allelfrequentie beïnvloedt in een
...... populatie.

Slide 32 - Open question

Bij seksuele selectie beïnvloeden bepaalde eigenschappen de keuze voor een partner. Dit beïnvloedt dus ook de ....

Slide 33 - Open question

Aan de slag
Maak opdracht 58 t/m 70 van basisstof 6, thema 4 (pagina 206)
timer
1:00

Slide 34 - Slide

Geef een voorbeeld van een gebeurtenis die een veranderende allelfrequentie (en eventueel genetic drift) veroorzaakt

Slide 35 - Open question

Practicum natuurlijke selectie
Zie volgende dia voor de link naar de website.

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Link