vwo 1 delend lidwoord

Salut! 
Doelen;
1. Je oefent je leesvaardigheid
2. Je kent het delend lidwoord en kunt het gebruiken


1 / 32
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Salut! 
Doelen;
1. Je oefent je leesvaardigheid
2. Je kent het delend lidwoord en kunt het gebruiken


Slide 1 - Slide

Leesvaardigheid

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat heb je nodig als een karretje wilt gebruiken?

Slide 4 - Open question

Kun je in Frankrijk altijd afrekenen met je bankpas?

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Welke artikelen worden in een hypermarché verkocht, naast levensmiddelen?(2x)
A
huisdieren
B
computers
C
televisies
D
souvenirs

Slide 7 - Quiz

Tu dois apporter ton propre sac=

Slide 8 - Open question

Grammatica

Nieuw onderwerp! 
Het delend lidwoord

Slide 9 - Slide

Het delend lidwoord

bestaat niet in het Nederlands!

Als er in het Nederlands geen lidwoord voor het zelfstandig naamwoord komt, dan krijg je in het Frans het delend lidwoord.

Bijvoorbeeld;

Ik eet chocola

Je mange du chocolat

Slide 10 - Slide

Wanneer?
Het delend lidwoord gebruik je in het Frans als er in het Nederlands geen lidwoord staat voor het zelfstandig naamwoord.

Hij koopt appels - geen lidwoord voor "appels" in de Nederlandse zin. In een Franse zin gebruik je dan wel een lidwoord of delend lidwoord.

Slide 11 - Slide

Vormen van het delend lidwoord
du= voor mannelijke woorden
de la= voor vrouwelijke woorden 
de l'= bij klinker of h
des= meervoud

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

ATTENTION!

Een delend lidwoord verandert in

de / d' in  2 gevallen, namelijk

1. Na een ontkenning: 

2. Na een woord dat de hoeveelheid aangeeft

Slide 15 - Slide

 EXEMPLES
Je bois de l'eau                                   Je ne bois pas d'eau
Elle mange de la viande                  Elle ne mange pas de viande

Je voudrais des tomates               Je voudrais deux kilos de  tomates.
Sophie achète du fromage          Sophie achète beaucoup de fromage                  
Ook woorden als: beaucoup (veel) peu (weinig) combien (hoeveel) zijn "hoeveelheidswoorden" !!!


Slide 16 - Slide

Let op na deze werkwoorden; 
aimer= houden van
détester= hekel hebben aan
adorer= dol zijn op
préférer= liever hebben
Na deze werkwoorden gebruik je het gewone lidwoord;
Ik hou van chocola= j'aime LE chocolat
zij haat spruitjes= elle déteste LES choux de Bruxelles



Slide 17 - Slide

Even oefenen...

Slide 18 - Slide

Stelling: als je in het NL geen lidwoord gebruikt, gebruik je in het FA een delend lidwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Het delend lidwoord is een samentrekking van de + het lidwoord.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Is het delend lidwoord hetzelfde als het lidwoord dat we al kennen (le, la, les, ...)?
A
ja
B
neen

Slide 21 - Quiz

Het delend lidwoord kun je vertalen in het Nederlands
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz

Je prends ..... poisson (m).

A
de la
B
du
C
de l'
D
des

Slide 23 - Quiz

Elle boit ..... eau minérale
A
de
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 24 - Quiz

Il adore .... chewing- gum (m)
A
du
B
le
C
de l'
D
des

Slide 25 - Quiz

Elle mange ..... salade (v).

A
de la
B
du
C
de l'
D
des

Slide 26 - Quiz


Je ne prends pas.......fromage.
A
de
B
du

Slide 27 - Quiz

Je ne bois pas ..... coca.

A
du
B
des
C
de la
D
de

Slide 28 - Quiz

Deux kilos ....... pommes.
A
des
B
de la
C
de
D
du

Slide 29 - Quiz


Léa achète beaucoup........pain .
A
de
B
des

Slide 30 - Quiz

Laatste vraag:
Ik vond de les van vandaag:
A
Heel leuk & leerzaam!
B
Saai, maar wel leerzaam
C
Ik wist alles al......
D
Ik snap er nog niks van!

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide