This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Deze les:
Terugblik §6.2
Werken aan doelen §6.3
Huiswerk do 3 juni: §6.3
Slide 2 - Slide
Na deze terugblik weet je in hoeverre je de leerdoelen beheerst.
Slide 3 - Slide
Geef aan op een schaal van 1 tot 100 hoe goed jij je huiswerk maakt en nakijkt.
Slide 4 - Poll
Heb je volgend jaar biologie in je pakket?
De toets die eraan komt is een tentamen, het eerste cijfer voor klas 4.
Hoe ga je je voorbereiden op dit tentamen?
Slide 5 - Open question
De eieren die je in de supermarkt koopt zijn niet van legbatterijkippen. Toch eet jij waarschijnlijk dagelijks legbatterij-eieren. Waar zijn legbatterijen een voorbeeld van?
A
monocultuur
B
intensieve veeteelt
Slide 6 - Quiz
Wanneer de melkkoeien buiten komen staan ze vaak op eentonige weilanden te grazen. Waar is dit een voorbeeld van?
A
monocultuur
B
intensieve akkerbouw
C
intensieve veeteelt en intensieve akkerbouw
D
monocultuur en intensieve veeteelt
Slide 7 - Quiz
Met welke maatregelen kan een melkboer de productie verhogen? Zet een vinkje bij de goede antwoorden.
Weidegang beperken
Krachtvoer geven
Pasgeboren kalfje bij de koe weghalen
Slide 8 - Drag question
Wisselteelt wordt ingezet om zo min mogelijk gif te hoeven gebruiken. Waarom hebben de meeste boeren dan toch een monocultuur? Geef je eigen verklaring.
Slide 9 - Open question
Een gemengd bedrijf heeft zowel akkerbouw als veeteelt. Welke invloed heeft dit op het gebruik van kunstmest door het bedrijf?
A
Het bedrijf gebruikt minder kunstmest omdat het de mest van de eigen veestapel kan gebruiken voor de akkerbouw.
B
Het bedrijf gebruikt evenveel kunstmest omdat de akkerbouw een monocultuur is en er dus veel mest nodig is.
C
Het bedrijf gebruikt meer kunstmest omdat voor zowel de akkerbouw als voor de veeteelt kunstmest nodig is.
Slide 10 - Quiz
Wat wordt aan vee gegeven om ze extra te laten groeien, behalve weinig bewegingsruimte?
A
proteïnedrank
B
krachtvoer
C
proteïnedrank en krachtvoer
D
groeihormonen
Slide 11 - Quiz
Het woord 'gewasbeschermingsmiddelen' klinkt vriendelijk, maar het gaat hier eigenlijk gewoon om gifstoffen. Wat zijn andere woorden voor gewasbeschemringsmiddelen? Zet het vinkje erbij.
Pesticide
Onkruidverdelger
Bestrijdingsmiddel
Biocide
Herbicide
Slide 12 - Drag question
Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen moet aan 2 regels voldoen:
- Het moet selectief zijn
- Het moet biologische afbreekbaar zijn.
Leg met behulp van het plaatje hiernaast uit waarom het zo belangrijk is dat het afbreekbaar is.
Slide 13 - Open question
Door overbemesting kan er in een sloot 'bloei' ontstaan (zie afbeelding). In een korte tijd groeit de sloot helemaal dicht met algen. Het uiteindelijke gevolg is dat er minder zuurstof in de sloot komt. Leg uit hoe dit komt.
Slide 14 - Open question
Vervolg les:
Doelen §6.3 eigen maken door keuze voor verwerking te kiezen.