voorbereiden m2 pto 3

Machten...

24=
A
2 x 4 = 8
B
2 + 2 + 2 + 2 = 8
C
2 x 2 x 2 x 2 = 4
D
2 x 2 x 2 x 2 = 16
1 / 19
next
Slide 1: Quiz
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Machten...

24=
A
2 x 4 = 8
B
2 + 2 + 2 + 2 = 8
C
2 x 2 x 2 x 2 = 4
D
2 x 2 x 2 x 2 = 16

Slide 1 - Quiz


...
Wat is het grondtal?
43=
A
4
B
3

Slide 2 - Quiz

Wat is de exponent in:


37
A
3
B
7

Slide 3 - Quiz

De stelling van Pythagoras is:
A
rechthoekszijde + rechthoekszijde = schuine zijde
B
2 x rechthoekszijde = schuine zijde
C
rechthoekszijde² + rechthoekszijde² = schuine zijde²
D
oppervlakte rechthoekszijden = oppervlakte schuine zijde

Slide 4 - Quiz


Wat is de schuine zijde?
A
PQ
B
QR
C
PR

Slide 5 - Quiz

Welke is een
rechthoekzijde?
A
AC
B
AB
C
BC
D
AC en AB

Slide 6 - Quiz

Bereken de lengte van AB. Gebruik het werkschema van Pythagoras.
Rond af op één decimaal.

Slide 7 - Open question

Bereken zijde PQ met de stelling van Pythagoras. Rond af op 1 decimaal.

Slide 8 - Open question

Van de balk ABCD.EFGH is
AB=14, BC=7 en AE=6.
Bereken met de stelling van Pythagoras de lengte van lijnstuk BD

Slide 9 - Open question

Wat is de formule voor de vergrotingsfactor?
A
origineel : beeld
B
beeld : origineel
C
lengte x breedte
D
lengte x breedte : 2

Slide 10 - Quiz

De een is het beeld en de ander het origineel. Welke △ is het beeld?
A
△ABC
B
△DEF

Slide 11 - Quiz

Bij een kopieerapparaat werk je met procenten. Als je een foto 2 x wil vergroten zet je hem op 200 %. Wat gebeurt er als je het apparaat op 160 % zet ?
A
Hij vergroot alles 160 x
B
Hij vergroot alles 1,6x
C
Hij verkleint alles 16 x
D
Hij verkleint alles 0,16 x

Slide 12 - Quiz

Zijn deze afbeeldingen gelijkvormig?
A
ja
B
nee
C
dat kun je niet zien

Slide 13 - Quiz

Zijn deze driehoeken
gelijkvormig?
A
ja
B
nee
C
geen idee

Slide 14 - Quiz

Wat is de vergrotingsfactor?

Slide 15 - Open question

Bekeken de oppervlakte van de vergroting.

Slide 16 - Open question

Een rechthoek met een oppervlakte van 5 cm² wordt vergroot met factor 3. Bereken de oppervlakte van de vergroting.
Bij vergrotingen van een oppervlakte vermenigvuldig je met de factor²; dus factor x factor x oorspronkelijke oppervlakte.

Slide 17 - Open question

Het model is 11,5 cm.
Schaal 1:18.

Wat betekent de schaal?
A
1 cm in het model is 18 cm in het echt
B
1 cm in het echt is 18 cm in het model
C
1 cm in het model is 11,5 cm in het echt
D
18 cm in het model is 1 cm in het echt

Slide 18 - Quiz

Bereken de schaal

Slide 19 - Open question