• Je kunt de stam en de ik-vorm van een werkwoord aanwijzen
• Je weet dat je sommige moeilijke woorden gewoon moet onthouden.
au of ou?
, ij of ei? i of ie?
• Je kan de persoonsvorm in de juiste tijd zetten
• Je weet wanneer je een enkele of dubbele medeklinker moet schrijven
• Je weet wanneer je een enkele of dubbele klinker moet schrijven
• Je kent de begrippen klankvast en klankveranderend