M2: 3.3 Lezen

Lezen
Talent 3.3
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lezen
Talent 3.3

Slide 1 - Slide

Waar gedrag toe leidt:
- Kauwgom/snoep uit je mond. Toch kauwen? Uur tafels komen krabben
- Telefoons in telefoontas. Zo niet: blauwe kaart
- Niet lezen, maar met andere zaken bezig = waarschuwing- nablijven
- Tijdens lezen, uitleg én zelfstandig werken is het stil;
dat betekent:
- Storend zijn d.m.v. praten, geluiden, grote mond, discussie aangaan of contact zoeken en lachen met anderen = nablijven of rode kaart
Diegenen die al vaak gewaarschuwd zijn, zullen eerder een maatregel krijgen

Slide 2 - Slide

Planning
Lezen
Terugblik lezen 1.3 en 2.3
Opdrachten maken 

TOETS LEZEN: 8 FEBRUARI

Slide 3 - Slide

Lezen
BOEKOPDRACHT INLEVEREN: UITERLIJK 1 FEBRUARI!


timer
15:00

Slide 4 - Slide

Terugblik 1.3 en 2,3
Inleiding – kern – (slot)
Leesstrategieën: verkennend-nauwkeurig-zoekend-studerend
Onderwerp-deelonderwerp

Slide 5 - Slide

Het onderwerp van de tekst bepaal je:
A
Door de titel over te schrijven
B
Door in één zin te zeggen wat de schrijver wil zeggen
C
Door in één woord te vertellen waar het over gaat
D
Door het belangrijkste deel van de eerste zin over te nemen

Slide 6 - Quiz

Deelonderwerp
Hoofdonderwerp: school

Deelonderwerpen: leraar, boeken, rooster etc.

Slide 7 - Slide

Tekstdelen
Tweedeling: inleiding en kern (bijv. bij een nieuwsbericht)
Driedeling: inleiding, kern en slot (bijv. bij een verslag of betoog)

Slide 8 - Slide

Tekstsoorten/schrijfdoelen
- Informatieve tekst: objectief. Feiten en gebeurtenissen
- Overtuigende tekst: subjectief. Doel is lezer overtuigen d.m.v. argumenten (betoog, klachtenbrief, recensie)
- Instruerende tekst (gebruiksaanwijzing, recept)
- Amuserende tekst
- Expressieve tekst (gedicht, brief)

Slide 9 - Slide

Verwijswoorden
Verwijswoorden verwijzen naar één of meer woorden in de tekst (of zelfs naar een hele zin)

Voorbeeld: Jan komt vandaag naar school. Hij neemt zijn boeken mee. Hij komt ook altijd op tijd. 


Slide 10 - Slide

Lezen 3.3
Wat je gaat leren:
• meningen en argumenten herkennen;
• signaalwoorden die een reden aangeven;
• wat een betoog is;
• signaalwoorden die een conclusie aangeven;
• hoe je de hoofdgedachte van een tekst vindt en opschrijft.

Slide 11 - Slide

Mening en argument
Mening: ik vind dat vuurwerk verboden moet worden

Argument: want er gebeuren teveel ongelukken
OF
omdat mensen en dieren er bang van zijn

Slide 12 - Slide

Signaalwoorden
Wat zijn dat ook alweer?


Slide 13 - Slide

Deze tekstverbanden ken je al...
 Opsomming
Tegenstelling 
 Tijdsvolgorde
Voorbeeld

Slide 14 - Slide

Deze ken je al...
 Opsomming (ten eerste, ook, bovendien, zowel ... als,
ten slotte)
Tegenstelling (maar, echter, evenwel, toch,
daarentegen, integendeel)
 Tijdsvolgorde (eerst, later, voor het eerst, terwijl, nadat,
voordat, daarna, vervolgens, ten slotte)
Voorbeeld (bijvoorbeeld, zoals)

Slide 15 - Slide

Tekstverband reden
Een argument is een reden

Signaalwoorden: want, omdat, daarom, vanwege, immers, namelijk

Slide 16 - Slide

Aan de slag! In stilte
3.3
Opdrachten: 1, 3, 4, 6, 7, 8, 9

Dit maak je in je werkboek

Klaar? Dan ga je lezen

Slide 17 - Slide