2E vrijdag 13 januari 2.3 deel 111

1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

GOEDEMORGEN 
Boek, schrift, agenda, pen op tafel.


timer
2:00

Slide 2 - Slide

Hoe leren we bij Nederlands?
- Wij komen op tijd
- Wij hebben onze spullen bij ons
- Wij zijn bereid ons best te doen
- Wij zijn stil als we niet de beurt hebben gekregen
- Wij beginnen meteen
- Wij doen wat ons gevraagd wordt
- Wij praten niet door de ander heen en zijn respectvol naar elkaar



Slide 3 - Slide

Houd je je hier niet aan?
1. Vriendelijk verzoek om gedrag aan te passen
   geen verbetering? -->  
2. Buiten de klas werken of nablijven
   geen verbetering? --> 
3. Uitstuur. Je gedrag blijft storend voor de hele klas. Je bent in deze les niet   langer welkom. 
   mentor en ouders bellen, uur inhalen. 

Slide 4 - Slide

Wat gaan we doen
Fictie lezen
15 minuten
Quizzz 2.3
15 minuten
Werken aan H2.3
20 minuten
Lesafsluiting
5 minuten

Slide 5 - Slide




Thuis gelezen: 102-106

Slide 6 - Slide

Deze periode - januari: hoe kan ik een gelezen tekst begrijpen? En hoe kan ik daarover communiceren?
H2.1 Fictie (al gedaan)
H2.3 Begrijpend lezen (vandaag afronden)
H2.5 Woorden (volgende week)
H1.6 en 2.6 Kijken en luisteren (volgende week)

Slide 7 - Slide

Toetsing
Centraal staat het boek 'Pizza Maffia'. In een mondeling over dit boek laat je zien wat je in de genoemde hoofdstukken geleerd hebt. Dit vindt plaats in de laatste week van januari. 

We hebben nog een dikke week om het boek uit te lezen! Ik geef daarom ook een aantal pagina's op die je thuis moet lezen.

Slide 8 - Slide

Quizzz

Slide 9 - Slide

Verwijswoorden...
A
geven een verband aan in de tekst.
B
geven een eigenschap aan.
C
geven aan dat iets van iemand is.
D
verwijzen naar iets in de tekst.

Slide 10 - Quiz

Wat is geen verwijswoord?
A
ze
B
deze
C
zeker
D
zij

Slide 11 - Quiz

Wat zijn verwijswoorden?
A
Maar, omdat, hierom
B
Hij, zij, die
C
Zijn, worden, hebben
D
De, het, een

Slide 12 - Quiz

Signaalwoord
Verwijswoord
omdat 
dus
hoewel
en
hij 
zij
die
dat

Slide 13 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 14 - Drag question

Verkennend lezen
Zinnen en alinea's
personen en dingen
Met signaalwoorden kun je verbanden leggen tussen:
Met verwijswoorden kun je verwijzen naar:
Als je van een tekst alleen de afbeeldingen, titel en tussenkopjes, de bron etc. ziet, wat doe je dan?

Slide 15 - Drag question

Sleep de situaties naar de juiste manier van lezen
Verkennend lezen
Nauwkeurig lezen
Je leest in een handleiding hoe je een kast in elkaar moet zetten
Je leest een tekst uit een leerboek waar je vragen over moet beantwoorden
Je bladert door een tijdschrift en kijkt welk artikel je interessant vindt om te lezen.
Je leest op internet een artikel dat je interesseert.

Slide 16 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
‘Wil je ________ naar de glasbak brengen?’, vraagt Ryan,

terwijl ________ de lege flessen aan Luuk geeft.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 17 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 18 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.

_________ denkt dat  ________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 19 - Drag question

"Ik heb veel hobby's. Noem eens een voorbeeld? Ik houd van lezen."

Welk signaalwoord kun je gebruiken om de zinnen aan elkaar te plakken?
A
zoals
B
daarom
C
echter
D
vanwege

Slide 20 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 21 - Quiz

maak zelf een zin met een signaalwoord voor voorbeeld

Slide 22 - Open question

Je kunt op verschillende manieren leren, zoals met Lesson Up, uit het boek of online.
A
zoals= signaalwoord voor leren
B
zoals= signaalwoord voor tegenstelling
C
zoals= signaalwoord voor opsomming
D
zoals= signaalwoord voor voorbeeld

Slide 23 - Quiz

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsomming
tegenstelling
voorbeeld
echter
maar
ook
zo
daarnaast
zoals

Slide 24 - Drag question



Signaalwoorden van tegenstelling


Signaalwoorden van voorbeeld


Signaalwoorden van opsomming
zo
maar
en
ten eerste
zoals
toch

Slide 25 - Drag question

Slide 26 - Slide

Na deze les moet je kunnen uit H2.3:
1. Aangeven of het doel van een tekst informeren, amuseren, overtuigen of activeren is
2. Aangeven waar verwijswoorden naar verwijzen en verwijswoorden kunnen gebruiken
3. Een tekst kunnen indelen op inleiding, kern en slot
4. Vertellen welke signaalwoorden het tekstverband van een voorbeeld aangeven

Slide 27 - Slide

Vandaag:
Ik loop rond om te kijken wat je doet en stel je wat vragen.
Dit is om te zien hoe jij werkt.
Woensdag moet je een oefentoets bij me inleveren.
Daaraan zie ik of deze werkwijze voor jou een goede is. 


Slide 28 - Slide

WERKTIJD - VUL JE EIGEN TIJD IN
Zorg dat iedereen de kans heeft om te werken:

1. Je mag praten, maar houdt het kalm. Niet schreeuwen of storen. 
2. Wandel niet door de klas. Als je wil samenwerken ga je naast een vaste 'partner' zitten. 
3. Leidt anderen niet af. Dit is erg belangrijk. Doe je dat wel, dan maak je anderen het moeilijk om te werken en kan je hier dus niet bij zijn. 
4. Tip: houd de doelen van H2.3 in de gaten! Ga je slim met je tijd om?
timer
20:00

Slide 29 - Slide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Huiswerk:
Oefentoets en lezen pagina's??

Slide 30 - Slide