verband - signaalwoorden
opsommend verband - om te beginnen, ook, bovendien, en, daarnaast, vervolgens, verder, ten slotte
tegenstellend verband - maar, toch, echter, desondanks, aan de ene kant ... aan de andere kant, daar staat tegenover
chronologisch verband - eerst, daarna, dan, toen, eens, vroeger, nu, ooit, later, voordat, nadat, uiteindelijk
oorzaak-gevolg - daardoor, doordat, als gevolg van
redengevend verband - daarom, dus, omdat, want, namelijk, immers
toelichtend verband (voorbeeld) - zo, bijvoorbeeld, neem nou, zoals
concluderend/samenvattend verband - kortom, dus, daarom, al met al, samengevat
voorwaardelijk verband - als (...dan), indien, tenzij, wanneer
Check die vorige zin!!!